katherine wijns
16 october live op
don vitalski's levende vrouwen tentoonstelling
Dag 1:
WOORD VOORAF
Ik heb een mens gekend: Leonard Baeken, - een kerel uit één stuk, een waarachtige kunstenaar. Een geweldenaar in zijn jonge jaren. Een ingetogen, wijze man op leeftijd. Vóór het stof van de tijd de wereld rond zijn beelden met vergetelheid bedekt, zou ik met dit schrijven nog iets willen redden: mijn onvergetelijke herinnering aan hem en aan onze vriendschap. Om daarover genoeg klaarheid te scheppen, moet ik wel de hele geschiedenis belichten: zijn achtergronden en de mijne, met al het bijzondere eromheen en vanaf het begin.
Vandaag, op de dag van zijn overlijden, is zijn werk slechts plaatselijk bekend. Behalve een indrukwekkend arduinen zelfportret aangekocht door de stad Turnhout en de gift van een particulier aan het Turnhoutse museum Taxandria, bevindt het verspreide oeuvre zich uitsluitend in privé-bezit. Of hierin ooit verandering komt, hangt af van de perceptie waarmee de komende generaties met een meer panoramische kijk op de kunst van de tweede helft van de twintigste eeuw zullen neerkijken; dus alweer van conditionering, niet te controleren feiten en toevalligheden. In een tijd waarin musea en galerijen naar de illustere voorbeelden van Marcel Duchamp, Andy Warhol, Joseph Beuys, Marcel Broodthaers, werden volgestouwd met tot conceptuele kunst verheven, dagelijkse gebruiksvoorwerpen en afkooksels van allerlei andere trends, bleef Leonard hardnekkig vasthouden aan zijn eigen visie en persoonlijke stijl, waarvoor niet eerst een theorie of naam diende te worden uitgedokterd om dit zo aan het publiek uit te leggen.
Dat hij aan geen enkele eigentijdse kunststroming deelnam, had als gevolg dat hij geheel alleen stond. Niet dat Leonard zich ooit laatdunkend over moderne kunst uitliet; juist integendeel! Wel weigerde hij zich neer te leggen bij het onvermogen als dit enkel zou leiden tot goedkope of weinig bevredigende resultaten. Nu mocht de status van deze kunstenaars of navolgers, waarvoor hij ten koste van zijn eigen naambekendheid gedurende zijn ganse leven een grote stap moest wijken, nog zo hoog zijn, voor wat zijn eigen werk aanging, kon hij geen vrede nemen met hun uitgangspunten. Vandaar liet hij zich dan ook niet zonder reserves door het zogenaamd nieuwe inpakken. Een spijker in de muur met een jas eraan, bleef voor hem gewoon een spijker in de muur met een jas eraan, zelfs al mocht Beuys die daar persoonlijk hebben opgehangen.
Hij begreep de boodschap wel: er bestaan geen objectieve criteria om kunstwerken als zodanig te definiëren. Zo mocht de absurditeit van het begrip kunst dan wel uitgroeien tot een alom vertrouwd gegeven: een artiest moet in zijn werk boven alles voldoening kunnen vinden.
WORDT VERVOLGD...
of is dat alleen maar wishful thinking... ik wilde alleen maar, dat het me niks kon verrekken... maar zuiver als podium-artiest ben ik toch wel bezig met de vorm van myn neus, je kàn in die hoedanigheid niet anders.
de dichter max temmerman heeft gelyk, gevraagd naar zyn eigen invulling van de rubriek "onderschat / overschat"; althans: by "overschat" oordeelde hy:" in de file zitten als iets per definitie ergerlyks." hy zit zelfs dagelyks in een file. het klopt dat je daartydens ook wel kan chillaxen. het is alleen erg als je écht dringend ergens moet zyn. als het er alleen om gaat dat je moet "thuiskomen", dan kan je feitelyk reeds thuiskomen in de auto.
believe me, tot myn veertigste geen rybewys hebbende gehad, kén ik het verschil - de trein is nooit zo geborgen. vry naar john lennon: de treireiziger is the nigger of the world.
die arme jonge vaders die je ziet, in de straat, met die buggies en hun eigen veel te jonge leeftyd...
2. naar myn mening is het oeuvre van lou reed grosso modo toch vooral deprimerend. "waiting for the man" staat voor my in de top 10 "beste riffs aller tyden", maar hoe erg lou reed letterlyk deprimérend is, merk je byvoorbeeld als je te langdurig naar de verso-zyde kykt van de hoes van "transformer".