vrijdag 29 juli 2011

inview

HOE ZIT DAT NU MET 
HET VROUWENEILAND? 
Een Interview Met Vitalski - Door Vickie Rosseel 










Dinsdagavond, 26 juli 2011. We treffen 
Vitalski ten huize van zijn eigen, waarachtige 
striptekenstudio, te Antwerpen Noord, België. 
Op straat is het rustig en warm, daarbinnen 
gonst het als een bijenkorf en is het nog 
warmer. Om de vijf minuten komt een tekenaar 
onze conversatie doormidden hakken. 
“Waar precies moet deze plaat?” “Wie heeft 
dit getekend?” “Zijn er nog pagina’s met 
voorgetekende kaders?”Problemen die Vitalski 
met een kwinkslag weer oplost. Maar één enkele 
keer roept hij uit in paniek:”O nee! Deze gehele 
pagina hebben we vorige week al getekend!” 
Ondertussen speelt er keiharde jazzmuziek, in 
de tuin troepen rokers samen. Temidden van 
deze drukte staat Vitalski ons bijna stoïcijns 
te woord. Hij heeft dit interview dan ook zelf 
besteld. “Dat kolossale stripverhaal, “Pierre 
Lasson En Het Vrouweneiland”, dat we nu op 
de markt brengen, kan vast een verklarende 
inleiding gebruiken. Dus laten we maar 
beginnen...” 
Vitalski, je hebt deze graphic novel, 
“Het Vrouweneiland”, niet alléén 
gemaakt, maar wel met de hulp van een 
tekenstudio, genaamd “Studio Vitalski”. 
Wat moeten wij ons daarbij voorstellen? 
Zoals je ziet: het is geen flauwekul. Deze 
tekenstudio lééft. Omdat ik niet zonder kon. 
Op een paar kleine, volstrekt onbelangrijke 
publicaties na, is dit boek dat nu gaat 
uitkomen, “Het Vrouweneiland”, mijn debuut 
als stripmaker. Ik ben al mooi veertig jaar oud, 
en wat voor zin heeft het om op je veertigste 
nog te debuteren met een flinterdunne 
bijkomstigheid? Dat was dus een van de weinige 
dingen die ik op voorhand begreep: deze strip, 
wat voor iets het ook wordt, moet een heel 
erg dikke strip worden. Iets van driehonderd 
bladzijden minstens. Het zijn er bijna 
vierhonderd geworden. “Kilometers lopen”, zo 
noemen ze dat in de stripwereld. En dat kon ik 
niet klaarspelen in mijn eentje. 

Dus daarom heb je de hulp ingeroepen 
van een stel anderen: om die massale 
kwantiteit alvast te bereiken... 
Ik kende geen enkele tekenaar met genoeg 
tijd, moed en/of energie voor zo’n fenomenale 
onderneming. Een strip maken, is per definitie 
arbeidsintensief, dus hoe maak je zo’n 
uitgebreid epos? Op een stripworkshop van 
mijn broer Serge, in Mekanik Stripwinkel, zag 
ik een paar jonge kerels hun briljante potloden 
verprutsen aan tamelijk hopeloze stukjes 
scenario, en vanzelf begon het mij te dagen: als 
ik nu tien tekenaars vindt die ieder dertig platen 
voor rekening willen nemen, dan kom ik er ook. 
Zelfs dacht ik er, op die manier, op een jaartje 
tijd mee klaar te zijn, wat echter getuigt van 
een misdadig optimisme. Vijf jaar van mijn leven 
is eraan voorbijgegaan. Wel niet vijf jaar lang 
iedere dag natuurlijk. 
En ook niet telkens van negen uur ‘s 
morgens tot vijf uur ‘s namiddags? 
Dat niet - maar toch wel mooi van acht uur ‘s 
avonds tot vier uur ‘s nachts. Dus écht wel hard 
labeur! 
Maar waarom heb je die strip toch niet 
gewoon zelf getekend? 
Helaas, het is bewezen dat ik het tekentalent 
mankeer. In het begin heb ik ook wel zelf aan 
deze strip mee getekend, voor het zuivere 
plezier van die bezigheid; een muziekje op, de 
ramen wijd open, en nergens meer aan denken. 
Maar de tekenaars van Studio Vitalski zelf 
hebben mij geleidelijk aan in feite weggelachen. 
Af en toe liet ik ze, niet zonder trots, mijn 
gedetailleerd uitgewerkte platen zien, maar 
dan zeiden ze:”Zijn dat de kribbels voor een 
nieuw stuk scenario?” Rond pagina 80 gaf ik 
er de brui aan. Wel ben ik, van toen af aan, 
meer intens beginnen te deejayen op onze 
bijeenkomsten.


Hoeveel tekenaars hebben er uiteindelijk 
meegewerkt aan dit boek? 
Dat hebben we zonet eindelijk eens nageteld: 
het zijn er, mijzelf dan toch meegerekend, 
precies dertig! Dus een waarlijk komen en gaan 
van gedreven vrijwilligers. Maar zeker niet de 
eersten de besten! 
Hoe leid je dat in goede banen? Voor 
je het weet, heb je in plaats van een 
tekenstudio een zelfverklaard speelhol 
uit de grond gestampt. 
Daar heb je gelijk in en daar waren we aldoor 
beducht voor. Het geluk viel mij te beurt, 
mij te mogen verlaten op een harde kern 
van een drietal ronduit geniale tekenaars, 
wiens engagement behoorlijk fanatiek was, 
en die van het begin tot het einde bleven 
meedraaien. Zonder hun vooraf gegarandeerde 
aanwezigheid, durfde ik zelfs geen tekensessie 
te organiseren. Doordat hun talent zo groot is, 
ervoeren de andere tekenaars het vanzelf als 
een leerrijke eer om aan hun zijde te komen 
staan knutselen. 
Wie zijn die drie tekenaars dan? 
Dat gaat om te beginnen in gelijke mate over 
mijn oudste broer, Serge Baeken, en over mijn 
goede vriend en medefilosoof Bert Lezy. Als ik 
hun werk zie, schiet ik vol. Aanvankelijk werkte 
ook mijn jeugdvriendin Vickie Rosseel vaak mee, 
maar die kreeg het te druk en scheen ook niet 
tevreden met haar eigen resultaten. Toen zij 
verdween, opgeslokt door ander werk, werd 
haar essentiële plaats als vanzelfsprekend 
ingenomen door Dimitri Sakelaropolus, alias 
Jangojim. Deze drie rastekenaars, Serge, Bert 
en Jango, vormen de hardcore van dit boek. Ze 
maakten dat de studio bleef draaien, en verder 
hielden ze nauwgezet in de gaten dat onze strip 
visueel toch een béétje coherent zou blijven. 
Dus een drietal harde wroeters, en 
voorts een komen en gaan van losse 
medewerkers? 
Neen, tussen die kleine, harde kern van drie 
tekenaars links, en die bende meer vrijblijvende 
vrijwilligers rechts, onderscheiden we nog een 
soort tussencategorie: tekenaars die ietsje 
later pas aan boord kwamen, maar die vanaf 
dan toch tamelijk hardnekkig bleven terugkeren 
om tamelijk hard door te wroeten. De geniale 
Tim Visual, die overigens de uitvinder is van 
een eigen tekenmachine, de virtuoze Italiaan 
Gianmaria Caschetto, de van de Urbanusstrips 
gekende Steven De Rie. Ook Koen Boyden, Jim- 
bar en Kenneth Cools kwamen erg vaak terug 
en zetten hun beste beentje voor. 
Maar de beroemdheden, zoals Brecht 
Evens of Kim Duchateau, waren er minder 
vaak? 
Die zijn inderdaad maar een, twee of drie 
keer langsgeweest. Maar hun bijdrage springt 
natuurlijk erg in het oog. Omdat ze op zo’n 
eigen, goed herkenbare tekenstijl bogen. Denk 
ook bijvoorbeeld aan de platen van Kolchoz. Hij 
was hier maar twee of drie keer, maar zijn werk 
behoort tot het allerbeste van de verzameling 
en het boek valt er telkens op open. Ik ben een 
gelukkige bastaard! 
Dat zal wel - want waarom, eigenlijk, 
deden al die mensen mee? We nemen 
aan dat ze er niet veel rijker van werden, 
of toch? 
Soms gaf ik iemand van die arbeiders wel eens 
een bijzondere DVD cadeau, of een door Will 
Eisner gesigneerde linografie, maar inderdaad: 
we draaiden op idealisme. Een vriend van mij, 
Frank Zorro, getroostte zich de moeite om voor 
dit project subsidies aan te vragen bij Het Fonds 
Der Letteren, maar zelf wist ik op voorhand 
dat we nul op ons rekest zouden krijgen. Die 
commissie wordt bestierd door tekenaars die, 
mijns inziens, zelf totaal niet kunnen tekenen. 
Maar oké, zo draait de wereld. Frank Zappa 
zei het al: als je iets goed wil maken, verdien 
je er niet alleen niets aan, maar kost het je 
bovendien. 
Dus alles bleef draaien, gewoon door de 
zuivere wil om dat boek voor elkaar te 
krijgen. 
Absoluut waar. Plus, daarenboven, door het 
plezier van het samenzijn op zich. Vergeleken bij 
een muzikant of een basketballer of zelfs een 
bankbediende, leidt de gemiddelde striptekenaar 
een afgrijselijk eenzaam bestaan. Hij zit maar 
wat aan te modderen in zijn verdomhoekje, 
slechts af en toe krijgt hij, via mail, een 
complimentje binnen, of anders zelfs een 
aangetekend schrijven de deurwaarder. Vandaar 
dus de ronduit vreugdevolle verademing voor 
een tekenaar om de kans te krijgen, zij aan zij 
te staan met een respectabel collega, teneinde 
samen aan één en hetzelfde, onbeteugelde 
avontuur te kunnen doorknutselen. Ze hoefden 
niet wakker te liggen van het verhaal, ze konden 
gewoon tekenen en tussendoor ook wel moppen 
tappen. Je hebt er geen idee van hoeveel er hier 
wordt afgelachen! 
En jij daar dan van profiteren... 
In zekere zin wel. Ik gaf die tekenaars gratis 
pils en af en toe een bord spaghetti, ik 
soigneer ze naar beste vermogen. Maar terwijl 
ze lachten, schoof ik hen wel permanent 
nieuwe, ledige bladzijden voor hun neus. En 
echte babbelkousen, die meer babbelden 
dan tekenden, die werden letterlijk op straat 
gezet. Maar het meest waardevolle voor al die 
mensen was hun ambiancerijke interactie. De 
commentaren op elkaars werk, waardoor er 
ook constant nieuwe ideeën aan het oppervlak 
kwamen. 
Het resultaat is alleszins verbijsterend, 
jawel... 
Het boek zelf... Ja, wat een ding... 
Zowel het verhaal als de tekenstijl gaan 
aldoor alle zeventien kanten van de 
wereld tegelijk uit... 
Geloof het of niet: behalve dat we er vijf jaar 
lang mee bezig zijn geweest, is er aan dit 
project ook twee jaar voorstudie voorafgegaan. 
Ik kan dit verifiëren, omdat die voorstudie zelfs 
gepubliceerd werd, door uitgeverij Kingkong, 
in 2005:”Pierre Op Het Vrouweneiland”. Het 
ontwerpen van de figuurtjes, het uitzoeken in 
welke omgeving die figuurtjes het best tot hun 
recht komen; dat heb ik allemaal uitgedokterd. 
Maar desondanks: het scenario zelf is op 
hetzelfde ogenblik ontstaan als het tekenwerk. 
Dat moest wel, de inspiratie van die tekenaars 
moest bij in het verhaal kunnen meespelen. 
Soms stond ik echt koortsachtig aan nieuwe 
teksten te zwoegen, terwijl een tekenaar of 
twee er ongeduldig bij stond te wachten. Met 
vaak lastige toestanden als gevolg. Inderhaast 
gebeurde het wel eens dat ik twee tekenaars, 
volstrekt per ongeluk uiteraard, dezelfde 
tekstpagina meegaf. Wanneer de tweede 
tekenaar mij dan zijn resultaat liet zien, durfde 
ik hem niet eens op te biechten dat hij dubbel 
werk had geleverd. In plaats daarvan probeerde 
ik die platen dan toch nog te behouden, namelijk 
door alleen de inhoud van de tekstballons te 
veranderen. Haha...
 
Kon je dan niet, voor het scenario, met 
meer orde te werk gaan? 
Een schrijver is net zo eenzaam als een 
tekenaar. Die mensen van Studio Vitalski 
prikkelden mijn verbeelding. Zo kon ik de 
teksten naar de tekenaars hun hand schrijven. 
Geleidelijk aan werd duidelijk dat Bert Lezy, 
bijvoorbeeld, erg goed was in zombie-achtige 
toestanden, terwijl Serge Baeken dan weer 
lyrisch werd bij scènes met veel jonge vrouwen, 
die massaal door elkaar lopen. Tim Visual kon 
dan weer beter als geen ander overweg met het 
personage genaamd “Prins Miki”. 
Dus vandààr dat jullie er algauw vijf 
jaar zoet mee waren: aldoor van die 
experimenten!... 
God weet het: we hebben alle mogelijke 
fouten gemaakt die een mens kan verzinnen. 
Een massa tijd hebben we verloren met een 
discussie over inkleuring. Mij leek het vrolijk 
en commercieel interessant om de ganse 
strip in fullcolour uit te brengen. Bert Lezy 
was daar van meet af aan tegen, maar ik 
drukte mijn plannen door, en zo werden er 
mooi 240 bladzijden ingekleurd, behalve door 
Bert en Serge goeddeels ook door mijn broer 
Jeroen Baeken. Maar vreemd genoeg: het 
stripboek boette daardoor in aan coherentie. 
Het zwart-witte scheen, voor al die wisselende 
tekenstijlen, een bindende factor. Dus toen 
wilden we teruggrijpen naar zwart-wit, maar 
toen bleken, intussen, de oorspronkelijke 
pagina’s zoek te zijn geraakt. Met de computer 
zijn al die ingekleurde bladzijden dan weer 
ontkleurd moeten worden. Dat heeft alles bij 
elkaar een jaar geduurd! Een paar keer hebben 
we Jahwe gewoon gevraagd om te worden 
neergebliksemd. Geleidelijk aan ontstond 
de term “Lassonade”; het bezig zijn met de 
verhalen van Pierre Lasson, zonder überhaupt 
nog naar een voltooiing daarvan te durven te 
verlangen. 
Je bezigde daar de term “coherentie”. 
De samenhang van deze graphic novel 
staat inderdaad op losse schroeven, 
mede doordat alle tekenaars 
klaarblijkelijk hun eigen, aparte 
tekenstijl hebben gehandhaafd... Iedere 
bladzijde, bijwijlen ieder plaatje heeft 
een andere signatuur... 
Dat klopt, en dat is uiterst belangrijk ook: die 
wisselende tekenstijlen! Studio Vitalski wil, om het 
groot te zeggen, een soort postmoderne parodie 
zijn op Studio Vandersteen, of op Studio Hergé, 
of op de Toonder Studio’s of noem maar op. In 
wezen zijn die studio’s geen heuse, artistieke 
collectieven, veeleer zijn het mensonterende 
fabrieken, waar de persoonlijkheid van alle 
deelnemers systematisch onder de knoet wordt 
gehouden. Amerikaanse studio’s zoals die van 
Stan Lee zijn al ietsje milder: de medewerkers 
krijgen daar tenminste de kans om hun eigen 
specialiteiten naar voren te schuiven, plus: 
vooraan in ieder verhaal krijgen ze de vermelding 
en het krediet daarvoor. De handlangers van 
Jef Nys of Mehro en consoorten zijn totaal 
inwisselbaar, het zijn robots, die tekenaars 
konden al net zo goed dood zijn. Dat in deze 
strip, “Het Vrouweneiland”, al die vele, diametraal 
aan elkaar verschillende stijlen onbeschaamd 
tegen elkaar aan staan gedrukt, is voor mij 
cruciaal. het is revolutionair! Ten eerste kan 
je, bij het lezen van ons stripverhaal, lijfelijk 
gewaarworden hoezeer de makers zich bij het 
scheppingsproces geamuseerd hebben, hoe ze 
zichzelf hebben kunnen zijn. Onze samenleving is 
heden ten dage al fascistisch genoeg, ook zonder 
die slavenstudio’s. Bovendien, wat zo mogelijk 
nog meer van tel is: die wisselende stijlen, wat 
ik je brom, die houden de lezer klaarwakker. In 
eender welke stripwinkel kan je een vloedgolf 
aan prachtige stripverhalen beetgrijpen; prachtig 
getekend, prachtig uitgegeven, professioneel 
doordacht; maar eenmaal je er wat in bladert, 
geraak je toch teleurgesteld, namelijk doordat 
de verrassing meteen wegebt. Heb je van een 
bepaald stripboek één of twee of drie pagina’s 
gezien, dan heb je ze feitelijk allemaal gezien. 
Daarom zal de democratische methode van 
Studio Vitalski een trend zetten. Vroeg of laat 
zullen àlle studio’s zo werken. Schrijf dat maar 
op. 
Maar valt, door die veelheid aan stijlen, 
het verhaal soms niet uit elkaar? 
Ik dacht van niet. Dat is iets waar we nauwgezet 
op toegezien hebben: het axioma dat de 
personages door dik en dun herkenbaar 
moesten blijven. Tekenaars die té hard uit de 
bocht gingen, zuiver voor de vorm of omdat ze 
niet nuchter waren of waarom dan ook, werden 
steevast teruggefloten. Duidelijkheid bovenal, zo 
luidde het criterium.  En een béétje schoonheid 
nastreven, in de klassieke zin van het woord, 
moest ook kunnen. Al geef ik toe dat niet àlle 
platen van eenzelfde virtuositeit getuigen. 
Het spannende is dan weer dat het zwakkere 
tekenwerk wordt opgetild en meegezogen 
door het betere werk in de omgeving. 
Proefondervindelijk kwamen we zelfs tot het 
inzicht dat, hier en daar, dat ietsje “zwakkere” 
werk juist nodig was, namelijk voor dat zeer 
aangename gevoel van vrijheid. In de naam van 
de expressiviteit.

De figuren zijn inderdaad wel erg 
herkenbaar... 
Dankjewel. Bij uitstek ben ik fier op de vorm van 
het hoofdpersonage, Pierre Lasson zelf. Met die 
bolle vormen in de onderkant van zijn kapsel, is 
hij een parallel van Mickey Mouse, die immers 
net zulke bollen heeft, maar dan vanboven op 
zijn kop. Maar zelfs een baby herkent die vorm. 
Dat is gestalt-psychologisch. Kinderen zijn dol 
op Pierre Lasson. 
Werkten er ook dames mee aan dit 
verhaal? 
Uiteraard. Nathalie de Cock, Anneke Caramin, 
Katja Steenhoudt en Hannelore Van Dijck. 
Per toeval is hun aandeel is niet erg groot, 
maar als je een stripverhaal ambieert met als 
onderwerp een vrouweneiland, zou het wel 
droevig zijn als de makers daarvan alleen 
maar een jongensclubje was. Sowieso zie je op 
stripbeurzen, wat mij betreft, al teveel mannen 
en al te weinig vrouwen. Al teveel in hun 
puberteit gestagneerde, gefrustreerde jongetjes 
heersen over het Rijk Van De Zevende Kunst. 
Waarom gaat dit verhaal eigenlijk over 
een vrouweiland? 
We moesten een zeer universeel onderwerp 
hebben, en een eiland waar alleen maar 
vrouwen leven, prikkelt de verbeelding toch 
wel, ook als je geen stripfanaat bent of wat dan 
ook. Zelfs een heftruckchauffeur bij General 
Motors kan zich er wat bij voorstellen. Het 
opzet is trouwen niet uit de lucht gegrepen: 
in de tijd van Columbus geloofden Westerse 
zeevaarders daadwerkelijk in het bestaan 
van zo’n vrouweneiland. In het logboek dat 
Columbus zelf bijhield toen hij Amerika ontdekte, 
kan je lezen dat hij er zelfs een paar dagen lang 
warempel naar op zoek is geweest. In plaats 
daarvan kwam hij op een eiland waar alleen 
maar leguanen rondliepen - echtwaar!! 
Het idee van een curieus eiland is in de 
vertelkunst op zich al klassiek... 
Dat klopt. Zo’n eiland is dan ook wel handig 
voor een verhalenverteller. Je kan je personages 
aan het reizen zetten, zoals Odysseus 
of zoals Sint-Brandaan, naar wie in deze 
graphic novel geregeld verwezen wordt. Het 
is ook praktisch om je figuren in een aparte, 
geïsoleerde omgeving te plaatsen, waar hun 
grammatica vrijspel kan krijgen. En tenslotte 
gaat zo’n vrouweneiland niet alleen maar over 
je verbeelding. Toen de schrijver Jonathan 
Swift zijn figuurtje Gulliver erop uit stuurde, 
onder meer naar het eilland van de Lilliputters, 
toen was dat voor hem een manier om kritiek 
te formuleren op het Engeland van zijn tijd. 
Met “Het Vrouweneiland” wil ik iets zeggen 
over de menselijke existentie in het algemeen, 
over angsten en beheptheden die typisch 
menselijk zijn. Denk je van dit stripverhaal de 
onnozele context weg, dan houd je hier en daar 
verdomd literaire dialogen over, aangaande 
schuldgevoelens, vadermoorden, amoureus 
begeren, wraaklust, noem maar op. Al is het 
verhaal in zijn geheel uiteraard vooral één 
groteske troep flauwekul van de allerbovenste 
plank! 
En zo zag dus een gloednieuwe graphic 
novel het daglicht, uniek in zijn soort. 
De term “graphic novel” is uiteraard blasé. 
Lijvige stripromans bestaan al vele decennia 
lang, maar sinds kort moeten die dingen 
opeens “graphic novels” heten. Die trend 
willen we belachelijk maken. Deze strip is een 
avonturenstrip. Maar met alle intelligente koppen 
die eraan hebben meegewerkt, blijkt dit boek 
tegelijkertijd een synthese te bieden van 100 
jaar stripgeschiedenis. Er zitten verwijzingen 
in naar Tardi, naar Frank Miller, naar Franquin. 
Sommige scènes komen rechtstreeks uit het 
boek “Kuifje In Tibet”. De piraten uit Asterix 
komen hier ook voorbijgevaren - alleen: in 
plaats van tegen de Galliërs, trekken ze ten 
strijde tegen een perfide soort vakbondsleider. 
Er zit ook behoorlijk wat Suske & Wiske in, 
en noem maar op. Al gaat dit dieper dan een 
parodie. Het zijn archetypes die opborrelen en 
die het verhaal een labyrintische aard verlenen. 
Zo ervaar ik het zelf. Fuck you als jij er anders 
over denkt. 
En de toekomst? 
We zijn reeds aanzienlijk ver gevorderd 
met een tweede stripverhaal. Binnen een 
jaar of tien hoor je daar meer van!
 
STUDIO VITALSKI IS

KERNAUTEURS:
Serge Baeken (°Turnhout, 1967) is een 
grafisch huurling met opdrachten voor Trends, 
Humo, De Tijd. In 2008 reisde hij voor een 
tekenreportage voor NRC-Handelsblad en Knack 
naar China. In 2009 was Serge Baeken officieel 
Stadstekenaar van Turnhout. Bij Uitgeverij Bries 
verschenen van zijn hand de strips Zzz en The 
No Stories, bij Houtekiet verscheen De Maagd 
Van Antwerpen. Uitgeverij Extra brengt jaarlijks 
een lijvige bundeling uit van zijn schets- en 
tekenwerk: Prefab in 2009, Shuffle in 2010, 
50/50 in 2011. Deed expo’s in La Rocca, 
Mercator Gallery, Mekanik Strip, Lambiek, 
et cetera. 
 
Jangojim - alias Dimitri Sakelaropolus 
(°Merksem, 1985) is een striptekenaar en 
illustrator uit Antwerpen met Griekse roots. 
Hij publiceerde kleurrijke, happy illustraties 
in onder anderen Dwars, Vice Magazine, 
Museumgigds KMSKA. Deed exposities in 
Mekanik Stripwinkel, Bries Space, Dok Gent. 
Maakte een tekenfilm voor Viewseeder Event, 
Metropolis. Werd ook schuldig bevonden aan 
diverse muurschilderingen. 
Bert Lezy (°Lier, 1970) is graficus, 
schilder, live performer en videoartiest. 
Maakte illustraties voor onder meer De 
Leeswolf, Luchtpost, Keen Magazine. Runt 
tweewekelijks het ophefmakende programma 
Blaastaal op Radio Centraal. Creëerde vele 
muurschilderingen, onder andere in Café Het 
Zeezicht en in Bar Nadar. Expo’s ondermeer:”Zo 
Leven De Dieren” in CC Luchtbal, “Eigenlijk Wil 
Ik De Jongeren Alleen Maar Opzwepen” in Huis 
Campo, Battenbroek (Mechelen). Een staalkaart 
vind je op www.bertlezy.be. Bert is vooral tegen 
misplaatste ernst. 

Vitalski (°Turnhout, 1971) is officieel de 
Antwerpse Nachtburgemeester. Hij publiceerde 
een tiental romans, een dichtbundel en reeksen 
columns voor De Morgen, Klara, Gazet Van 
Antwerpen e.a.. Sinds jaar en dag maakt hij 
onze podia onveilig als charmezanger en meer 
nog als cabaretier. In Nederland won Vitalski 
de Johnny van Doornprijs voor “Beste Spoken 
Word” van 2005. In 2010 verscheen zijn 
ophefmakende autobiografie “Ik Slaap Als Een 
Croissant.” 

Koen Boyden (°Turnhout, 1975) is 
voornamelijk actief via mixed media installaties. 
Stelde onder andere tentoon op Ithaca in 
Leuven, bij Van Blerck Galery in Antwerpen, bij 
N. Docks and friends in MHKA te Antwerpen, bij 
Het Groot Beschrijf in de Beursschouwburg te 
Brussel, bij ARASTT in De Warande, Turnhout. 
Soms schildert Koen Boyden met elektrische 
gitaren. 
Cianmaria Caschetto (°Milaan, 1980; 
woont in België sinds 2006) was decor- en 
kostuummaker voor Teatro dell’Elfo en Teatro 
Libero te Brera, Lombardië. Vanaf 2005 
is hij actief als illustrator voor gidsen en 
schoolboeken voor uitgevers zoals Touring 
Editore, Zanichelli, Averbode en De Boeck. 
WEZENLIJKE AUTEURS: 
Kenneth Cools (°Bonheiden, 1985) is 
bio-ingenieur overdag, aan het Sint-Lucas 
afgestudeerd graficus iedere nacht. Tekende 
voor allerlei illustratiewerk en grafische 
ontwerpen. Heeft mooie ogen, brede schouders 
en stijlvolle T-shirts. 
Jan-Bart Debruyne (°Gent, 1974) studeerde 
desktop publishing, animatiefilm en grafische 
vormgeving. Maakt kortfilms en animatiefilms 
met de prijzende winnende Studio Van Schoor, 
tekent voor Clint.be en Stad Antwerpen. 
Verzamelt ook strips, platen en films. 
Steven De Rie (°Amsterdam, 1968) 
publiceerde onder meer in Weirdo’s en Wartaal 
en, in 1994, bij Het Stripschap, “De Stille 
getuige”. Maakte, voor diverse tijdschriften, 
tal van cartoonreeksen, onder anderen De 
Gazetmadam, Zeefdrukkers, Blind Date, 
Poespoes, Sam en Moos.  Een waaier van 
illustraties voor T-shirts, affiches, spel-cd-roms 
en websites. Vooral, sinds 1997, is Steven De 
Rie werkzaam als assistent van Willy Linthout 
voor de Urbanus-stripreeks en voor “Het 
Jaar Van De Olifant”. Ondertussen heeft hij 
meegewerkt aan zo’n zeventig albums. 
Tim Visual (°Leuven, 1982), oprichter van 
grafisch bureau “Indianen”, ontwerper van 
ondermeer een heuse tekenmachine. Grafisch 
werk voor Bronks, HETPALEIS, Afreux, Ars 
Electronica et cetera. Exposeerde onder meer in 
“Private Bits” te Kopenhagen en in “Salone Del 
Mobile” in Milaan. Publiceerde in Private Bits, 
IMAL, Add Magazine en zo voort

LEVERDEN EEN-, TWEE TOT DRIEMALIGE BIJDRAGEN: 

Jeroen Baeken 
Quinten Baeken 
Sebastiaan Baillieux 
Jens Claessens 
Kevin Cuyt 
Nathalie De Cock 
Maarten De Saeger 
Marijn Dionys 
Kim Duchateau 
Brecht Evens 
Gilliom 
Kolchoz 
Maarten Otten 
Martin Pepe 
Rayman 
Vickie Rosseels 
Katja Steenhaut 
Caryl Strzelecki 
Yannick Val Gesto 
Mathias van den Berghe 
Hannelore Van Dijck 
Anneke Caramin

3 opmerkingen:

reageer hier en nu