vrijdag 24 maart 2017

dolsmurf 2

DE FRAGMENTEN VAN
HET SLANGENMENS


feuilleton in 14 afleveringen


door don vitalski











2.
met een vermoeide beweging sprong onze vogel nog nét, krassend zonder het te willen, bovenop een dranktafel, opzy van het venster, er terloops naar omziend of 'ie geen kokosnoot zou treffen. uit het keukenvertrek, achter het gordyn, vernam 'ie het geluid van stenen borden die hardhandig werden afgewassen. hy bleef stilzitten, om uit te puffen. wat later pikten-'ie hier of daar, met zyn snavel, wat steentjes van tussen zyn verschrompelde twee klauwen. dan bleef 'ie nog langer voortwachten, zonder zich te verroeren.
    vervolgens kwam het meisje met de purperen tong vanachter het keukengordyn vandaan. in d'r handen droeg ze d'r eigen twee donkerrode kousen, klaar om die aan te trekken. ze zag de verschrikkelyke neusvogel plotseling voor zich - "aaaaaaaaah!!..."
    "niet schrikken, ik ben het."
    "ga weg! goddorie, ik haal meteen de indiaan!"
    "is dat alles wat je me kan zeggen."
    "wat zoék je nog hier!"
    "dan zal ik snel terzake komen," zei de neusvogel krassend.
    "ga liever hier direct weêr vandaan!"
    "ik kom van de kapel. by deze lastige wind. ik zie scheel van uitputting, geef my een glas melk of zo."
    "verdomme," jammerde, treurde, kraste, jeremieerde het meisje met de purperen tong. met alle tegenzin van de wereld nam zy een doos melk uit de kleine koelkast. "zweer dat je hierna metéén weêr voortgaat... het was hier éindelyk eventjes een béétje rustig!"
    "een béétje rustig? je zit hier boekjes te lezen by het licht van een onnozel schemerlampje. alsof het avond is. alsof je morgen naar school moet."
    "laat my! wat scheelt er? zeg het! hier, neem dit glas. en verdwyn."
     de neusvogel kwam, als eindelyk, to the point. "ik had een afspraak," zo verklaarden-'ie zich naêr. "met de leeuwentemmer. met alfred rosengarten nevada. maar ten eerste ben ik een beetje te vroeg, ten tweede kan ik ook zelf niet geloven dat 'ie hier nog binnen gaat durven komen."
    "toch wel," sprak het meisje met de purperen tong, enigszins opgelucht. "hy is hier zelfs komen doordrinken. het weinige bier hier nog in huis totdat de brigadiers van commissaris pondi binnenvielen. toen is 'ie als weêr vertrokken: langs achteren."
    "hmmm... verdomme dan, eigenlyk... weet je waar 'ie naartoe is, dan?"
    "dat zal ik je zeggen. dan kan je meteen achter hem aan. en dan kan je hem zeggen, dat jullie hier allebei niet meer welkom zyn."
    "naar waar is 'ie gelopen?"
    "hy wilde naar het secretariaat. maar: hy durft niet."
    "dat weet ik - maar: naar waar is 'ie dan wél gelopen? heeft 'ie je daar niks over gezegd?"
    "toch wel," sprak het meisje.
    evenwel: in plaats van de vogel nog wérkelyk iets mede te delen, keek zy opeens zéér strak, overdreven geschrokken voor zich uit - terwyl haar mooie mond helemaal openviel. "ah!"
     zo bracht zy dit nog uit - er werd, zo begreep de neusvogel geschrokken, een pyltje, meer bepaald een zeer dun, nog na-bibberend gifpyltje, met daaraan nog 'n zwarte pluim, in d'r halswervel geschoten - vermoedelyk middels een blaaspyp. de vogel maakte zich snel uit de voeten - zich toch, nieuwsgierig, nog één keer, uiterst voorzichtig, omdraaiend zonder vaart te minderen, zag 'ie beneên zich, in de mate van het mogelyke, een uitgebreid leger dat het was, niks minder, van kleine, dikke roodhuiden, die ze waren, door smalle vensters en brandende schouwen naar binnen vallen - naar alle waarschynlykheid was het de bende die werd genaamd "de koppensneller van borneo."
    het meisje met de purperen tong tuimelde voor dood tegen de plankenvloer - de enige stiefdochter van de buffel; met haar gezicht tegen de grond.
    "daar! die vogel!" riep één van die dansende cannibalen - te laat, onze gevleugelde vriend was toch weêr buiten - wat bly dat 'ie hier, zo vlug-vlug, in ieder geval toch iétsje te drinken had gekregen.

WORDT VERVOLGD


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

reageer hier en nu