DE TERUGKEER VAN DE SECRETARISVOGEL
feuilleton in 20 afleveringen
door
don vitalski
16.
Klaarblijkelijk was Alfred Rosengarten Nevada, de befaamde Leeuwentemmer, als vanouds achternagelopen door zijn prachtige oude Leeuwendier, pas heden, na alles, terechtgekomen op het échte bureau van de Circusdirecteur van Circus Bulderdrang. Aan een beschrijving daarvan, zou niemand die het kende, zich maar voor één halve zin durven te wagen; daar bestonden immers, op déze wereld, onder deze verdonkeremaande zonne, geen woorden voor die geschikt zouden zijn geweest. Dit was, zag onze held, dit was, wat je zou kunnen aanwijzen als "het kwadraat van een bureau." De Circusdirecteur zette zijn staf naar opzij,- die anders diende, om een show meê aan te kondigen,- en sprak, met een gestreng wijsgebaar:"Zet u."
Behalve Alfred Rosengarten Nevada zelf, ging meteen ook zijn Leeuw neêrzitten, ieder op zijn eigen kont. Er waren geen vensters, maar toch had je zicht op geheel Circus Bulderdrang - dat gehele Circus liet zich immers beschouwen, naar de Directeur nu vertelde, dat gehele Circus liet zich beschouwen aan de hand van deze éne cigaar...
Hij haalde een cigaar van de plank, die zich naast hem wist. Het was misschien een gewone cigaar, maar in de witte handen van de Directeur, konden Rosengarten en zijn Leeuw er beiden voor eeuwig naar kijken, zich aldoor afvragend:"Waarom begrijp ik dit niet? Zelfs niet op het einde van ons leven," zo dachten zij, ieder voor zich, maar toch ongeveer ditzelfde; "Zelfs op het einde van ons leven zullen wij noch van die cigaar, nog van het geheel van Circus Bulderdrang, één vezel mogen hebben verstaan."
"Het is allemaal niet zo erg," zei de Directeur, de gedachten van zijn gasten geraden hebbend. "Het enige dat voor jullie telt," zei de Directeur nog, "Is dat jullie weêr tezamen zijn. Daar hebben jullie natuurlijk zelf geen idee van, maar van de tweeduizend zeshonderd mensen, sprekende planten, wilde dieren en zelfs insecten, die tezamen mijn fabriekje vormen, zijn jullie getweeën, de Leeuw en jij hierzo, Alfred -... Jullie zijn de fraaiste figuren van de hele bende, en dat wéét iedereen, want dat vindt iedereen."
"Goed," zei Rosengarten.
Hij nam de cigaar eindelijk over.
"Steek maar aan," aldus de Directeur.
Maar: zonder de Leeuwentemmer een vuur aan te reiken - en zelf vuur maken, geleek Rosengarten niet opportuun.
"Het spijt me als ik deed alsof het me weinig zou kunnen schelen; die razzia's, en al dat gedoe dat die ook altijd met zich meêbrengen - door jullie is dat nu allemaal gekalmeerd; daar ben ik wàt blij om..."
Hij ging rechtstaan, trok een doek naar opzij - daarachter dan toch wél, manifesteerde zich een venster - een venster, waarvan de zwart gebeitste luiken gesloten. De Directeur trok de draden los, die de luiken hadden bijeengehouden.
"Jij bent een oer-bulderdranger," sprak hij voort. "Ik kan jou iets meêdelen, dat buitenstanders of nieuwkomers of vrouwen en kinderen niet zullen begrijpen."
"Zeg maar," zei Rosengarten.
"Jij hebt de vorige grote verhuizingen ook allemaal meêgemaakt..."
Dadelijk hoefden-er niets meer gezegd.
Zelfs de Laffe Leeuw, Ludo, hoefde niets anders, niets diepzinnigers meer te vernemen. Geheel - Circus Bulderdrang - moest onderhand - opnief worden verhuisd - helemaal alles opnief, van voren af aan. De trekkarren, de paardenstallen - veel van die kabinetten, bijvoorbeeld het Wonderkabinet van Mario Zimmer; die zouden alle, als het waar was, tot op de bodem moeten worden gedemonteerd...
"Goed..."
"Goed?"
"Hoe erg is het preciés?" vroeg Rosengarten, klaar om die cigaar desnoods, maar dan wel met een glas water erbij, door z'n gehele strot te schuiven, als de Directeur dit zou hebben gevergd van hem.
17.
Het Slangenmens, het meest lenige wezen van het Circus, was naar de berg getrokken waar, zeker tussen Pasen en Nieuwjaar, de god Jahwe in eigen persoon soms op een stoel zat. Met het verhaal waarmeê Jahwe, die dag, tot in het kleinste detail op de proppen was gekomen, was op eigen beurt het Slangenmens terug naar zijn hol gelopen, dwz zijn fabelachtige nest vol me slangen-eieren, om daar weêr tot bedaren te komen; en daarna was het Slangenmens tot bij de Directeur gekomen, als een gezant van Jahwe.
"Naar waar moeten we dan juist?" vroeg Rosengarten wel zeer nuchter.
"Onze licenties hier in Antwerpengrad zijn afgelopen. Dat is niet erg. Onze tijd hier is voorbij, we hadden trouwens toch geen klanten. Toch niet echt, toch zeker de laatste twee decennia niet... Wanneer hebben jullie nog show gegeven voor echt publiek?"
"Maar - naar waar gaan we dan? Naar waar verhuizen we dan?"
"Goeie vraag," zei de Directeur. "Maar," sprak 'ie voort, "Da's meer een vraag voor Doctor Strausius. Haha!" Hij lachte - maar zijn gezicht bleef ernstig.
Hij keek door het venster.
"Steek die cigaar op, wil je?"
"O, mijn God!!... Okay..."
"Ik voel mij hier te oud voor. Tja... Ik ben," zei de Directeur, "Ik ben eigenlijk van de generatie van de Buffel, wat willen jullie? Die vallen onderhand als vliegen - Gregorius Neusvogel; gestorven maar nooit begraven... De Oude Robot..."
Na deze vage mijmer, herpakte zich de Circus-Directeur, curieus blikkerend; "Maar voor jou en voor gasten zoals de Grote Grenobel... Jullie wél gaan dit aankunnen, jullie wél gaan dat tot een goed eind brengen."
"Ik weet het niet," zei Rosengarten.
"Komaan," zei de Directeur. En sprak nog:"Bekijk hier toch bijvoorbeeld jouw cigaar..."
"Het is een erg goéie cigaar - érg goed..."
"Wat anders dan die paddenstoeltjes van de Gestrafte Giraffe, toch?"
"Reken maar."
"Reken maar," zei ook de Laffe Leeuw, tekend doend dat 'ie d'r ook wel 'n trek mocht van lusten...
"Ik weet het niet, zeg je," zei de Directeur. "Maar," sprak 'ie nog, "Dat speelt in je voordeel - je hoéft niks te weten, beter weet je helemaal niks; behalve dat je met Ludo de kooi in moet. Om show te geven. De rest wijst zichzelf verder uit - je weet: een Bulderdranger neemt nooit initiatief!"
De deur naar het bureau viel open.
"Wie dat?"
"Hunk?"
Met bloed op zijn gezicht, kwam de Circusaap in het bureau naar binnen gesprongen. Achter hem sprong ook de bruids-apin Amalia naar binnen. "Deur dicht!!" riep de Directeur, maar hij maakte reeds een grijpende beweging naar een enorm jachtgeweer, dat boven zijn bureautafel gereedhing.
WORDT VERVOLGD
18.
"Ik begrijp wat je met mij wil doen!" zei de Aap. "Het is erg doorzichtig! Ik kom ertegen in opstand!"
"Dat zie ik..."
"Schiet mij maar neêr dan!"
"Rustig, kleine Flurk!..."
Ach ja, dacht Rosengarten in stilte. Flurk - zo heette die... Maar die naam had 'ie al zéér lang nooit meer gehoord...
"Kijk hier," zei de Directeur tot deze "Flurk", nog steeds het geweer op hem gericht. "Ik kende jouw vader zeer goed, dat was een fijn artiest! Ik zou echt vanavond geen brief willen dicteren aan die z'n achtergebleven weduwe, om haar uit te leggen dat haar jong er niet meer is. Da's het laatste waar ik nog zin in heb."
"Komaan, kerel," zei Rosengarten. "Op het vlot was je aldoor zo chill..."
"Jouw vader zei, kan je niks voor 'm doen - ik zeg, ja: op het Secretariaat!"
"Iedereen die we onderweg naar hier zijn tegengekomen," zei Rosengarten, "Vertelden-ons dat 'ie op het Secretariaat ook lang niet slecht was."
"En wat dacht jij," zei de Directeur, met de loop van het grote jachtgeweer de aap verder porrend. "Jij dacht: nu ga ik gelijk maar even langs bij de Directeur."
"Iedereen wilde het!"
"Hij bedoelt," zei Rosengarten, "Hij bedoelt dat de Spion het inderdaad wel wilde. Hij is op pad gezet door de Spion, zelf zou 'ie waarschijnlijk het liefst van alles toch zijn thuisgebleven."
"De Meester-Spion Ossipon Katinocenov? Ha! Ha! Alsof 'ie de laatste nieve sherriff is, of zo?"
Ondertussen al voor een derde keer, maar nu met meer nadruk, pakte de Laffe Leeuw de reusachtige, onstuimig walmende cigaar uit Rosengarten z'n rechtse.
"Ik ben op de toren van Zendor geweest," zei de Aap.
Niemand bewoog zich.
"Wanneer dan wel?" zei de Directeur.
"Dat weet ik zelf niet meer. Nog voor ik bij de Klapstoeltjes kwam - maar toch pas nadat ik al was opgepakt, dat wel... Gregorius was erbij - op die toren van Zendor is het gebeurd, vlak voor we boven waren, dat Gregorius zich van kant heeft gemaakt - van 'n loopbrug gesprongen, ergens helemaal bovenaan."
"Dat klopt niet," zei Rosengarten.
"Dat klopt niet," hernam de Directeur.
"Gregorius," zei Rosengarten, is nooit ergens van afgesprongen - hij heeft zich opgehangen."
"De Engelbewaarder en de Prediker hebben daar al van getuigd."
"Ik weet het, ik heb het aan iedereen al proberen uit te leggen," zei de Aap.
"Ga nu maar weêr," zei de Directeur. "Amalia," sprak 'ie voort, zich eindelijk tot de apin richtend, "Breng hem maar ergens naartoe, ergens waar jullie écht alleen kunnen zijn!"
WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu