zoals je aan deze cover al kan zien: een heel erg schematische tekenstyl. ook binnenin; houterige lichamen, schematische landschappen, vooral ook vaak byzonder onbeholpen gezichtsexpressies (ik probeer alternatieven te zoeken voor het woord "knullig".)
klaarblykelyk bestaat er voor houterigheid echter een schaal van richter, en déze graad bevindt zich, zo bemerk ik toch tot myn eigen verwondering, nog nét binnen het acceptabele - één graadje erger had gelyk gestaan aan wagenziek (en dat is dus het gros der stripalbums dat je tegenkomt in de winkel...)
de mooie, warme kleuren doen hun werk, alsook de kwaliteit van de druk; de inkt schynt met een aanraakbare dikte bovenop het papier te plakken, een beetje zoals wryf-tattoos, en da's echt leuk. het detailwerk, voor de interieurs en dergelyke, zyn toch wel sympathiek.
hier komt dan nog eens by dat een zekere beperkte, fabrieksmatige tekenstyl ook wel trouw belooft aan het genre van agatha christie; de stationsroman. dus alles by mekaâr blyf je wel lezen, àls je er de tyd voor vindt, en dan moet je achteraf ook niet komen zeuren.
behalve, zoals je hiernaast kan zien: op bladzijde 41 wordt er een oude tante klaarblykelyk door het oog geschoten, vanaf vanachter in haar schedel; niet alleen is die prent effenaf een van de slechtste tekeningen die ik dit jaar al heb gezien, bovendien zou het misschien zelfs nog erger zyn geweest als dit wél goed zou zyn getekend, eenvoudigweg doordat dit soort van beeltenissen geen plaats kent in het salon van poirot. dit soort onzin, dwz dit soort van misplaatste en ook volmaakt mislukte horror, is veel erger dan toevallig niet zo heel erg goed kunnen tekenen, namelyk omdat, om zo'n enormiteit te kunnen realiseren, tekenaar, scenarist en uitgever moeten hebben tezamengewerkt. iémand in die ploeg had toch écht moeten uitroepen: stop the press!
Agatha Christie meets John Wick.
BeantwoordenVerwijderen