Het masker is geen gewoon object: het is een verloren juweelachtig toneelmasker, ooit gedragen door Sexy Patsy tydens een legendarische voorstelling.
Het masker is versierd met blauwe saffieren, en heeft een reputatie van betovering, verleiding en verdwyning.
De vondst ervan in een gans zet het hele mysterie in gang.
DEEL 1
DE VONDST IN DE BACKSTAGE
Waarin Tristan Zonder Isolde een zéér eigenaardige ontdekking doet…
Het was een dinsdagavond zoals alleen de DinsdagClub in Bacchuslaan die kende; vochtig van verwachting, lichtjes mistig van warme Duvel en gin, en doordrenkt met de geur van theaterstof en vergeefs nagalmend, nodeloos vergeten applaus.
In de klamme legendarische kelder van de DinsdagClub, beste lezers, meêr bepaald achter het gordyn van de befaamde toneelzaal, bevond zich sinds jaar en dag, veelal onder het beheer van Valérie Veerkracht, het Kabinet van Vergeten Voorwerpen — een ruimte die, in haar wezen, net zoveel geheimen herbergde als glitter.
Iedereen vergat wel iéts, in de Club. Vooral mensen als de Dizzy Derwisj, Tony Hondt, Wendy Honestly; Micha Milants; een diadeem, een tepelklem, een integrale laptop zelfs wel eens een keer…
Tristan Zonder Isolde, deze zeer intelligent mens, zat in zyn fauteuil van rood fluweel, een erfstuk uit de tyd van toen drama, zoals dit hoorde, nog met ganzenveren werd geschreven. Zyn blik was scherp, zyn houding nonchalant, en zyn gedachten draaiden als een aria in zyn hoofd. Naast hem stond Fred Ontsmet, gewapend met een notitieboekje en een potlood, dat eerder al drie of vier andere mysteries had mogen meêmaken.
Op har schitterende hakken kwam Pooky De Pixie kwam binnengefladderd - haar jurk ritselend als een samenzwering, de glitters die ze onlangs van Lies Robbeneiland had gekregen, nog overal langs haar wimpers en fyne wenkbrauwen.
In haar linkerhand, zo zagen we, hield Pooky De Pixie een hoofddeksel vast — met name, by nog méér nader inzien, een blauw-zwarte bolhoed, met een merkwaardige, lichtjes gebogen linnenrand. In haar rechterhand droeg zy, tot ieders consternatie, een gans - daadwerkelyk. Een ganzendier, zo bedoelden we dus; keurig verpakt in een papieren wikkel, waarop duidelyk het logo prykte van een slagery die zich noemde “De Beenhouwer Van Berendrecht”.
“Raar he? Gevonden by de achterdeur,” zei Pooky. ‘Heeft iemand dit daar achtergelaten? Geen briefje, geen uitleg. Alleen een rare geur - onheilspellend. Onaangenaam.
Tristan nam alleen de hoed aan. Hy draaide deze langzaam rond in zyn beroemde twee handen. Hy rook aandachtig aan het textiel, kneep er een paar in, en liet zyn vingers, ten slotte, over de glimmende binnenvoering glyden.
“Deze hoed,” zo sprak hy gedecideerd, “Heeft drama meêgemaakt. Melodrama, wat ik je brom!… De rand is her en der gescheurd - en de binnenkant…” Opnieuw legde hy zyn neus op het curieuze kleinood… “Dit ruikt, als je het my vraagt, naar de parfums van Sarah Knight.”
“Zou het?”
“En die stof... Die is ooit nat geworden - van, geloof ik, tranen. Niets anders, tranen met tuiten zyn er op dit hoofddeksel geweend.”
“Geen gewone hoed dus,” zei Fred Ontsmet.
En hy noteerde: “Hoed met emotionele geschiedenis. Mogelyk eigendom van Sarah.”
Dan toch ging Tristan ertoe over, zich over de gans te buigen. Hy keek het dier in de ogen, als wachtende op een zekere bekentenis daarvan. Fred Ontsmet haalde daarop een pincet tevoorschyn, om de veren iets nader te kunnen inspecteren (ook die Pincet was eigenlyk van Lies Robbeneiland; maar Lies zelf kon aan dit verhaal niet deelnemen, doordat die, met haar Doctor Dirk, in de Ardennen met winter-vakantie was.)
“Volgens mij is die gans is niet van hier,” zo Fred aandachtig deze woorden uit. “Dit dier,” zo sprak hij voort, “Is aan het rondreizen geweest. De poten schynen, my dunkt, toch alleszins lichtjes, door glitterlym aangetast. En die snavel... Die heeft ooit, wat ik je brom, een geheim gedragen.’
Van dieper in de backstage ging Tristan iets tevoorschynhalen - zyn opera-sabel; een sierlyk, glinsterend lemmet, dat ooit eens gebruikt werd toen, in de Club, Erick Harisson eens één keer één bepaald liedje van The Beatles speelde: “Piggies”, van The White Album: “Clutching forks and knives - to eat their bacon right”. Vandaag sneed onze held er voorzichtig de buik van de gans meê open. Fred, de gevoelige ziel, keek even weg, en Pooky zong een toonladder van afgryzen.
En daar, tussen die vele, nu smerig blubberende ingewanden in, daar openbaarde zich het grote raadsel, gebaad in mistige herinneringen: een masker.
Blauw, glinsterend, versierd met saffieren en zilveren draadjes.
“Een blauw masker??”
Het eigenaardig ding scheen hier in de kelder niet te kunnen thuishoren, als je het naging; het wezen sméékte gewoon om spotlights.
Juist toen kwamen Jack Lumber en Philip Goldface binnen, gevolgd door Stef Stuff. “Het blauwe masker,” fluisterde laatstgenoemde. ‘Verdwenen uit de suite van Sexy Patsy,” zei Goldface. “Inderdaad, tydens het kerstbal,” zo meende Jack Lumber.” Een object, kortom, zo zeldzaam als maar bestaan kon.
Niet zonder ondertussen weêr overeind te komen, bleef Fred Ontsmet het merkwaardige masker aanstaren - ronduit alsof het hem betoverde.
“Wat doet zoiets in een gans?”
“Een boeiende vraag,” zei Tristan Zonder Isolde. “En het antwoord,” zo ging hy voort, “Ligt, geloof ik, ofwel in Berendrecht - ofwel in Stabroek.”
Jack Lumber en Philip Goldface gingen ertoe over, het masker in hun handen te pakken, om het aandachtig tegen het licht te houden. De saffieren fonkelden, als herinneringen uit een verre, verzwolgen tyd. De tyd van Garage Permeke, van het Bondshuis, van zelfs het Paulushuis (zie: DinsdagClub Roddelblad nrs 1, 2 en 3.)
“Ik voel iets merkwaardigs,” zei Pooky. “Alsof het masker, eigenlyk, om eerlyk te zyn… Als het wéét dat het bekéken wordt.”
Ook Tristan kwam nu overeind te staan. Zyn kamerjas zwiepte als een slotakkoord.
“We moeten eerst proberen, de eigenaar van die hoed te traceren. En daarvoor moeten we, als je het my vraagt, by Ortwin Tepelklem terecht.”
Geschrokken keek Fred, die een brilletje had opgezet, omhoog uit zyn notities. “Ortwin? De tepelkmemdanser uit Stabroek? Met de luipaardjas?”
“Precies,” zei Tristan. “Hy danst niet alleen - hy verbergt ook een en ander. Zou me niks verbazen als die hier méér van weet.
“Dus,” zei Pooky. “Ortwin zou zomaar weten: waarom dat blauwe masker in die gans is komen te zitten?”
Tristan Zonder Isolde knikte. Fred sloot zyn notitieboekje. En de gans, leêg maar niet vergeten, werd voorzichtig opzygelegd - in het Kabinet van Vergeten Voorwerpen, waar het, morgen of overmorgen, zou kunnen worden in kaart gebracht door Valérie Veerkracht.
De DinsdagClub had een mysterie. En dat kwam ons goed uit, want: het wàs vandaag een dinsdag.
Deel 2: De danser en het masker
Waarin Ortwin Tepelklem, de befaamde tafeldanser van de DinsdagClub, zyn voordeur voor ons opendoet, en Tristan zyn eerste deducties doet - het masker, zo blykt, schynt méér in zich te bergen dan alleen maar schone glans…
Ortwin Tepelklem woonde in een appartement boven een voormalige dansschool in Stabroek. De gevel was bedekt met spiegels die de straat weêrspiegelden, als een choreografie van voorbygangers. Binnen rook het, net als in de DinsdagClub, naar patchouli, maar ook naar zweet, en zelfs méér nog naar de herinneringen aan al die vele avonden waarop hy de dansvloer van de DinsdagClub deed kraken van kracht en passie. Tante Leny, Darling Anja, Lady MaNoir; wie had er niét in zyn arme getold?
Tristan, aan diens voordeur, hield zyn jas vooralsnog gesloten, strak tot aan de kin, zyn blik scherp. Fred was intussen, totààl onverwacht, naar het ziekenhuis gemoeten, om zyn knieën te laten onderzoeken; in plaats van door hem, was het nu door Jo Fakir dat onze opera-zanger geassisteerd werd. Met de map van Fred in de hand, met al die notities, met schetsen van het blauwe masker - én met een lyst van alle belangrykste verdachten. Soms sprak de Fakir een paar woorden uit, maar door zyn Kortrykse dialect kon zelfs Tristan hem soms niet verstaan.
Pooky, voor wie het benieuwde, was achtergebleven in de DinsdagClub, bezig met een glitteranalyse van de saffieren.
Geheel voorspelbaar was het in een luipaardjas dat Ortwin zyn deur opendeed. Zyn zwarte krullen glansden reeds van de dansolie - hy had zelf al op het punt gestaan, zo sprak hy, naar de Bacchuslaan te komen. Hy glimlachte breed, maar zyn ogen leken onrustig.
“Tristan Zonder Isolde. Ik had u verwacht. De roddels in de DinsdagClub gaan sneller dan de wind.”
“Concreet?”
“Welja - Tante Lény had me daarjuist al gemessengerd. Die zelf was aangeschreven door Goldface.”
“En toch,” zei Tristan, “Heeft Tante Lény je vast niets gezegd over - een gans met een masker in de buik.”
Ortwin lachte - een korte, erg nerveuze kramplach.
“Kom binnen. Peggy heeft net thee gezet. En Dylan Moorthamer heeft my onlangs nog een bak Duvel gebracht, recht uit Café In De Stad Aalst.”
Binnen was het warm. De muren waren bedekt met photo’s van optredens en affiches van DinsdagClub-gigs. De beroemdste gigs in het bijzonder: die met Jelle Cleymans, die met Mick Harvey. Die met Helmut Lotti, die met Bazar. Een door Serge Baeken ooit zorgvuldig uitgetekend portret, bovenal, van niemand minder Sexy Patsy - in een pose die tegelyk uitnodigde en waarschuwde.
Jo Fakir keek overdreven aandachtig in het rond, en noteerde in een Kortryks dialect: “Ortwin leeft in herinneringen. Patsy alleszins prominent aanwezig.”
Parmantig legde Tristan Zonder Isolde de hoed, waar alles om te doen was, op een tafel, waarnaast overnieuw een opvallend affiche van DinsdagClub scheen te zyn aangebracht: “De DinsdagClub Live In Zaal De Vuurtoren, Oostende”.
Ortwin bekeek de hoed: al byna, zo vond iedereen rond hem, als waren-‘ie doende, een zekere ouwe getrouwe kameraad terug te zien.
“Die hoed... Die is van my… Ik verloor hem - tydens het Kerstfeestje. Het was - een chaotische avond. En… Nu weet ik het weêr; Nasty Patsy, of Sexy Patsy, zo je wil - die… Die danste met my: alsof… Alsof ze haar verleden wilde vergeten.”
“Dat klopt”, zei de blondharige, mooi glimlachende Peggy, die binnenkwam met de theekan in haar twee handen.
“En het masker?” vroeg Tristan.
Ortwin zweeg even. Hy liep naar het raam, keek naar de vele, mistroostige auto’s die daarbuiten geparkeerd stonden.
“Dat masker... Dat was van haar. Ik bedoel: van Patsy. Ze droeg dat masker tydens haar laatste optreden. Ze zei dat het haar beschermde. Tegen blikken. Tegen waarheid. Tegen voodoo.”
“De voodoo - van Lupa Javanaise?” Zo vroeg Jo Fakir.
Hy haalde het masker tevoorschyn. Ortwin hapte naar adem.
“Ik dacht dat het verdwenen was. Dat iemand het had gestolen. Ik zocht het - maar dan vergeefs. En sommigen hebben me nog hélpen zoeken ook; Sofie De Koe, Alien Vega… Dirk Beckers… Maar dan bleef ik weêr achter, in myn eentje in de Club - en toen… Toen gebeurden-het; toen vond alleen die hoed. Niet dat masker maar alleen maar die hoed.”
“En die gans dan??” Zo vroeg de Fakir.
“Die gans liep op de binnenkoer van de Dinsdagclub. En die keek my aan - alsof die méér wist.”
Peggy nam het masker over, niet goed begrypende wat er allemaal gebeurde.
“Het masker zat in die gans,” zei de Fakir.
“En die gans,” zei Tristan, “Lag vanmiddag in een papieren pakje op ons te wachten, zorgvuldig aan de ijzeren buitenpoort van de DinsdagClub.”
“Iemand wilde dat we het vonden,” zei de Fakir.
“Of juist niét,” zei Tristan slim.
Ortwin ging zitten. Zyn handen trilden.
“In ieder geval,” sprak hy, “ik heb dat masker niet gestolen. Tenminste - niet écht. Ik wilde het alleen maar, als je begrypt, beschermen.”
“Beschermen??”
“Patsy had vyanden. Mensen die haar glitter, haar roem, haar aldoor aangroeiende succes in de Club niet konden verdragen. Ook bijvoorbeeld Dannie De Stofzuiger man is kwaad op haar - door haar schuld, zegt hy, ligt de vloer steeds zo vol met confetti.”
“Dat is toch niet Patsy haar schuld.”
“Dat wéét ik,” zei Ortwin.
“Maar Dannie,” zei Peggy, “Denkt daar dus ànders over.”
“Ik dacht,” stamelde Ortwin voorzichtig voort. “Ik dacht - een gans!… Ja, in een gans, als het kon; dààrin zou dat masker veilig zyn. In de ingewanden van een gans - niemand zou dààr toch om een masker gaan zoeken??”
De Fakir noteerde: “Ortwin beschermde patsy? Dus toch geen ware dief?”
Overnieuw, maar nu met verhoogde intensiteit, bestudeerde Tristan, onze held, het uiterst byzondere portret van Patsy.
“Wie précies dan, uiteindelyk, zou haar kwaad willen doen?”
Ortwin zuchtte.
“Zeg het dan,” zei Peggy.
“Welja,” zo opperde Ortwin ten slotte. “Het gaat dus om Dick Turpin.”
“Dàcht ik het niet,” zo schreeuwde Jo Fakir, zyn vuisten strak ballend, zich al byna moetende inhouden om niet gelyk op tafel te springen - om niet, in de woonkamer, een zekere steunpilaar als een danspaal te gaan gebruiken.
“Ja. Dick Turpin. Die beweert soms zelfs,” zei Ortwin, “Dat hy tydreiziger is. Maar - hy reist vooral tussen leugens. Hy was gewoon jaloers op Patsy. Hy is ook jaloers op de DansTyger en op àlle gogo-girls. Maar dus op Patsy - omwille van dit prachtige masker van haar.”
Tristan stond op, met beide duimen zyn snor goed schikkend.
Naar goede gewoonte begon hy eerst even te neuriën. Een area van Ferdi Verdi. Dan sprak hy: “Goed - dan moeten we naar het Essenhout; voor die Turpin, die je daar zegt. Die is onze volgende halte. Maar eerst... Wil ik weten waarom nu ook het masker zelf een lied wil beginnen te zingen.”
Ortwin keek op.
“Zingen?”
“Hy bedoelt dat niet letterlyk,’ aldus de Fakir.
“Neen,” zie Tristan. “Maar dat masker schynt wel,” zo ging hy voort, “Een bepaalde toonaarde te bezitten. Ik bedoel, een zekere trilling, die het is. Alsof het ons iets wil zeggen.”
De Fakir sloot zyn map. Ortwin stond op. En het masker, blauw als het blauw van het aangezicht van Don Vitalski, de CEO van de Club, bleef als zinderend tussen deze personages in liggen, als een geheim dat nu met aangroeiend ongeduld zyn moment verwachtte.
DEEL 3
HET GEHEIM VAN DE TYDREIZIGER
waarin Tristan Zonder Isolde, niet zonder de hulp van Tante Lény, de totaal onbetrouwbare Dick Turpin weten op te sporen, zodat het legendarische blauwe masker algauw zyn aller-eerste mysterie ontrafelt…
Dick Turpin woonde, niet zonder zyn eega, de aldoor vele litteraire prijzen winnende Monique Bol, in een huis op het Essenhout. De gekende, okergekleurde gevel voor een deel bedekt met klimop, de ramen geblindeerd, de deurbel vervangen door een gong. Op de brievenbus stond: “Post is een illusie.”
“Woont Lenige Lennert hier ook?” Zo vroeg Tante Lény nieuwsgierig.
“Vast wel,” meende Tristan te moeten formuleren. “Maar,” sprak hy sneller, “hy wil absoluut niet Lenige Lennert worden genoemd. Als hy present is subiet, hem best aanspreken als Turpin Junior.”
Omdat het even duurde voordat er werd opengemaakt, ging Lény nog even voort, eêr vryblyvend; “Turpin Junior.”
“Inderdaad.”
“Er zyn eigenlyk flink wat zonen en dochters in de DinsdagClub. De Dochter van Phaedra Crossroads doet soms de bar en zingt wel eens een lied. En dan Molly en Rocco, de telgen van Don Vitalski. En de vader van Patsy zien we soms ook.”
“Kleine Tibs is de zoon van Goldface,” zo doodde Tristan meê de tyd. “Julie Paeshuys, de dichteres, is de dochter van Philip Paeshuys, die soms wel eens langskomt. Peter Gitaarbrander Van Dorst treedt in de Club soms op: zy aan zy met Peter en Lotte Van Dorst, zyn kinderen. En, een beetje raar misschien: Singer Hongtam, al komt die uit Vietman, die is toch, in zekere zin, familie van Romeo Spinelli.”
“Is Romeo Spinelli niet een Schoonbroêr van Bart Peeters?”
Overnieuw ging Tristan ertoe over, de gong, die als een deurbel diende, luidruchtig genoeg te doen weergalmen.
“Wie daar?” Vernamen we eindelyk.
“Tristan Zonder Isolde,’ zei Tristan naar waarheid.
“En Tante Lény,” zei Tante Lény. En zy spak nog: “Wy komen voor het masker.’”
De deur ging open. Met een brede maar toch in zekere zin behoorlyk nerveus te noemen grynslach kwam Dick Turpin voor onze neus te staan, gehuld in een cape, die rook naar mysterie. Zyn ogen scherp, zyn houding theatraal.
Hy droeg een korte broek - maar toch had hy ook beenwarmers aan.
“Kom binnen. Al heb ik net gedaan, de kassa in te pakken - juist klaar om naar de Club te vertrekken. Eigenlyk.”
Binnen was het donker. Kaarsen flakkerden, maar dan op hoogst onlogische plekken. Aan de muur hing een klok zonder wyzers.
Op tafel lag daar, tussen een heleboel oude elpees en consorten, elpees van Yes, Marrilion en Kate Bush, een stapel papieren - toneelscripts, naar alle aannemelijkheid. Met een vlugge beweging overzag Tristan Zonder Isolde de titel van het bovenste geschrift. “Toneelscript,” zo las hy, en meteen daaronder: “De Laatste Dans van Patsy.”
Tante Lény noteerde: “Dick Turpin leeft in een illusie. Hy is geobsedeerd door Patsy.”
Krachtdadig legde onze hoofdheld, Tristan Zonder Isolde, het blauwe masker op tafel. Dick Turpin keek ernaar - alsof het hem uitdaagde.
“Dat masker,” sprak hy dan. Na enig aarzelen ging hy voort: “Dit was niet meer gezond. Dit werd een bedreiging. Ja,” sprak hy nog meer, “Sexy Patsy had er succes meê! En dat werd haar gegund, van harte! Maar jullie begrypen toch waarom dit op den duur niet meer gezond was. Alsof dat masker haar eigen zélf overnam, haar gehele, eigen identiteit. Alsof ze zonder het masker niet eens meer kon bestaan.”
“Komaan nu,” zeiden Tristan en Lény in koor.
“DC Jones Snakedriver Johnson,” zei Dick Turpin, “Draagt ook, soms een masker - een leeuwenmasker; maar: die blyft een verschil maken tussen wezen en adjectief, tussen subject en object. Patsy,” sprak hy nog, “Werd door dit blauwe masker geleidelyk aan helemaal overgenomen.”
“En toch,” zei Tristan, “Is het kunnen verdwynen. In de gans van een beenhouwer, bovendien. Een beenhouwer uit Berendrecht.
Turpin lachte - een korte, zeer droge lach ditmaal.
“Ortwin”, zo opperden-‘ie vervolgens. “Het was Ortwin die dacht, dat hy Patsy zou kunnen beschermen - maar: hy begreep dit masker niet. Het is een betoverde fetisj - te vergelyken,” spak hy gauw, “Met sommige van die tepelklemmen van Ortwin.”
“Hy spreekt in raadsels,” zei Tante Lény met een zucht, haar Wonder Woman-achtige diadeem eindelyk van haar voorhoofd af nemend.
“Dat weze zyn styl,” zei Tristan. “Maar,” sprak hy voort, “Raadsels zyn meestal ook antwoorden - met name wanneer je ze omdraait.”
Dick Turpin ging zitten. Zyn cape viel als een gordyn over zyn stoelleuning. Naast hem aan een haak aan de muur, hing zyn militaire politie-pet.
“Ik heb het masker niet gestolen. Ik heb het alleen maar bewonderd. Aanbeden, ja zelfs. Maar ik raakte het nooit aan. Patsy zei: wie het masker draagt, draagt myn verleden. Maar ik... Ik wilde alleen maar haar toekomst.”
Trilli… Trilli…
Tante Lény haar gsm ging af.
Het was Fred Ontsmet.
“Myn knie is genezen. Als je wil, kan ik naar daar komen.”
“Laat maar - wy komen zelf subiet wel terug naar de Club.”
Plechtstatig boog onze held zich ondertussen over het masker, de glinsterende saffieren nog eens aandachtig in zich opnemend. Een trilling, een wenkende resolutie nog in vage nevels…
“Dit masker lééft. Het ademt, het heeft een geheugen. Dus, jawel; het herinnert zich iets,” z debiteerde hy nogal theatraal, een opera waardig.
“Het was op een Dinsdag in de DinsdagClub, toen Helmut Lotti by ons kwam optreden. Tydens dat liedje met Narsic, ‘Poison’ - echte hardrock. Patsy stond op de tafel op het podium - nogal uitzonderlyk, meestal doet ze de zaal en niet het podium.”
“Ja. Kom terzake.”
Ortwin was daar ook - ik bedoel: op het podium, niet ver van de tafel van Patsy. Hy was, geloof ik een dans aan het doen met Myriam, of was het Nicole Smet of Diane - dat weet ik niet meer. Ineens, zomaar uit het niets, uit een van de rookgordynen van jack Lumber, zag ik die hoed, die je daar ook hebt, naar beneden komen getuimeld, nergens vandaan, geheel krankzinnig - en het masker, dat Patsy droeg, was opeens foetsie.”
Tante Lény noteerde: “Hoed als keerpunt. Masker verdwynt in chaos.”
Tristan kamde zyn snor goed.
Met zyn handen in de zakken van zyn lange jas kwam, duidelyk nog niet helemaal wakker, Lenige Lennert, of beter gezegd Turpin Junior in de kamer naar binnen gestapt.
“U bent geen dief, Turpin,” zei Tristan Zonder Isolde. “U bent alleen maar een getuige. Maar - u weet véél meêr dan wat u daar nu alleen maar zegt.”
Turpin knikte. “Ik weet inderdaad goed genoeg,” zo sprak hy “Dat Patsy dat fameuze masker niet zomaar verloren is. Neen, - en dat is iets heel anders: zy heeft dat masker laten gaan. En wie het vindt - die moet haar begrypen.”
“Ik snap hier weinig meer van,” zei Tante Lény. “Wat nu?” Zo vroeg zy dan maar.
Trili - trili. Opnieuw haar gsm - Jon Fakir aan de lyn. “Nu even niet,” zei Lény kort.
“Goed,” zei tristan. “Laten we nu meteen dan maar teruggaan. Terug naar het begin - naar de DinsdagClub. Daar horen we thuis - al zeker wanneer het, zoals vandaag, effectief een dinsdag is.”
“Wy komen gelyk meê,” zei Dick Turpin, die eveneens weêr ging rechtstaan. “Lennert en ik doen de kassa vandaag.” Tot Lennert sprak hy voort: “Alleen hopen dat Don Vitalski niet weêr vergeten gaat zyn, de sumup-kastjes voldoende op te laden. Maar goed,” zo moppelden-‘ie nog meer, “Daar zal anders de Boekenfee dan wel voor hebben gezorgd… Of Tim De Laere, die moeten we nog bellen…”
DEEL 4
HET BLAUWE MASKER SPREEKT
Waarin Tristan en zyn gevolg, naar de DinsdagClub terugkeren - precies waar het masker zyn geheimen nu definitief zal komen te onthullen. En waarin Tristan geconfronteerd wordt met een morele keuze, die hem voor eens en al zal traumatiseren.
Nog voor een uur of twee hooguit, lag het fameus zogenaamde “Kabinet Van Vergeten Voorwerpen” van Valérie Veerkracht er muisstil by. De lamp boven de vitrinekast flikkerde zachtjes, als zelf gedurig twyfelend tussen licht en bange schaduw. Tristan, een beetje vermoeid door het vele rondryden, wist zich voor de tafel te staan, waarop, tussen de nieuwe line-ups voor vanavond, het blauwe masker ook lag, omringd door notities, veren, een warm bakje frieten met stoofvlees.
Uit de boksen weêrklonk een liedje van Raphaella Cara; “A Fare L’Amore Commencia Tu” - ietsje te luid; Steff Stuff bezig zynde met zyn soundcheck.
Jack Lumber passeerde met een ladder op zyn schouder, Jessica She-Devil met in zyn twee armen een versterker.
Fred Ontsmet liep een beetje te stofzuigen, Toby Toby kam een vuilniszak weghalen.
“Dat masker,” zo sprak onze opera-zanger vertwyfeld. “Warempel, daar is iets erg merkwaardigs aan. Het heeft iets gedààn,’ zei ze. ‘Ik heb het aangeraakt - en… Ik zàg iets.’
Met zyn stofzuiger alweêr passerend, opperde Fred kordaat: “Wat zag je dan precies?”
“Een danszaal - vol mensen. Patsy - in het midden. Ortwin - aan de rand. En Dick Turpin... In de schaduw. En het masker… Hoe zal ik het zeggen…”
Paul Horemans kwam voorby, een phototoestel om de schouder. Erg snel drukte Fred hem de stofzuigerbuis in de handen. Dan liep tweedgenoemde, dwz Fred Ontsmet, naar het backstage-tafeltje, om te noteren, dit volgende: “Masker als waarnemer. Niet passief.”
Tristan pakte het masker nog eens op. Het voelde warm, inderdaad. Levend, ademend. Alsof het herinneringen vasthield - als parfum in stof.
“Het masker wil iets zeggen. Maar niet met woorden. Met beelden. Met keuzes.”
Dan greep er iets ontzettends plaats: hy zette het masker op. Heel even maar, nog geen halve seconde - mar toch. En toen gebeurde het: hy zàg het. Hy begreep het. In een flits.
“Wat is er?” Vroeg Fred, met gel een microphoon oppoetsend (eender wat er gebeurde, àltyd was er in de DinsdagClub werk aan de winkel.)
“De dansvloer van de DinsdagClub. Dat kleine stukje vierkanten podium vooraan. Patsy die daar danst. En dan, inderdaad: Patsy die danst op de tafel op het podium, vlakby die reuzenpanda… Vlakby ook Senne-Is-De-Panda… Haar bewegingen - vloeiend; maar… Haar blik zo gespannen.”
“Wat zag je nog meer?”
“Ortwin Tepelklem, inderdaad. Hy reikte naar haar uit - maar: zy draaide zich van hem weg. Haar oude vader zat op de eerste ry vooraan in de zaal, ze wilde net gaan kijken of die nog iets wilde drinken. Dick Turpin stond by de deur, zyn cape gesloten, zyn ogen vol verlangen…”
“En toen — een val. De hoed. Het masker , het blauwe masker; Fred, ik zeg het je: dat gleed van haar mooie gezicht af. En Patsy keek ineens op: alsof ze voor het eerst zichzelf zag.”
Tristan legde het masker van zich af. Zyn adem ging sneller en sneller.
“Ze liet het vallen - maar niet per ongeluk. Ze koos ervoor om het te laten vallen; ze wilde gezien worden - zonder het masker.’
Paul Horemans wilde de stofzuiger weêr aan Fred geven - tevergeefs.
“En Ortwin? En Turpin? Hoe passen die in het plaatje?”
“Ze zagen het gebeuren. Maar ze begrepen het niet goed. Ze zochten het masker - maar ze hadden Patsy zelf moeten zoeken.”
Minzaam kwam nu ook de beroemde danseres Lillith D’Licious in de backstage naar binnen gewandeld. Zoals de klok aan de wand aangaf: het was vyftien voor zeven. Nog één kwartier, en de gig zou gaan beginnen. Achter het gordyn, op het podium, waren Don Vitalski en, zo te horen, Rudy Sturm reeds bezig: “Hilversum 3”, een liedje van Herman Van Veen. Duidelyk ook de geniale piano-klanken van Martinus Wolf, de drums van Tim Schroons.
Met een warme, zwoele glimlach nam Lilith D’Licioius het masker over, dat nog steeds, nu wel iets zachter, bezig was met glinsteren.
“Wat doen we ermeê?” Vroeg Fred.
Tristan liep naar de vitrinekast. Hy opende een lade. Daar lagen objecten die ooit een rol speelden in andere mysteries: het plaasterverband van Loulou Labelle, een speelgoedgitaartje van Darling Anja. Een gigantische doos met allemaal liefdesbrieven erin, aan honderden verschillende vrouwen geadresseerd, maar wel allemaal door één persoon geschreven - een zekere “Daniel De Leeuwentemmer.”
Met een lachje legde Tristan het blauwe masker netjes in het midden van de rest van deze verzameling.
“We bewaren het. Niet als een bewys, maar als een herinnering.’
“En Ortwin?’
“Hy wilde haar alleen maar beschermen.”
Fred sloot zyn notitieboekje. Tristan keek naar het masker. En het masker keek terug.
DEEL 5
DE KEUZE VAN DE DINSDAGCLUB
waarin Tristan Zonder Isolde ertoe overgaat, Ortwin Tepelklem te confronteren met dé waarheid - en waarin de DinsdagClub beslist, wat er met het masker moet gebeuren.
Dit scheen Kermis In De Hel. Overal was chaos, herrie, drukte, nog meer chaos en kabaal; maar toch scheen iedereen zich rot te amuseren. Ene Marco Martinez zong een Schlager, onderwel knuffeldieren allerhande, in de rondte vlogen - op de schoot van ene Myriam, kwam een cava-glas tot barsten. Ene Dante Wynen speelde, precies tegelykertyd, een liedje van Joy Division, terwyl ook nog eens tegelykertyd, ene Chris Vlasselaerts een gedicht stond voor te lezen. Ponpon Pidou kwam de zaal in, niet zonder te worden achternagelopen door de uiterst zwoele dansers en ballansers van een band geheten Nepute’s Knights. Et cetera; zeer moeilyk in een verhaal op papier voor een lezer tezamen te vatten, doch in waarheid gewoon een dinsdagclub as usual. Een kruising tussen CBGB’s, The Plugged Nickel en de cafetaria van Bobbejaanland in één. Geert Beullens zong een liedje genaamd “Godverdoemme, miljarden nondedju”.
Ortwin Tepelklem, precies ondertussen, wist zich sidderend en bevend neêrgezeten op de rand van het kleine podium, het podium van de paaldans van Jo Fakir. Zyn luipaardjas hing losjes over zyn schouders, zyn krullen waren nat van zweet. Zyn blik was gericht op de vloer, die erger dan ooit van confetti en van bellenblaasbellen scheen vergeven.
Zingende Inge stond tegenover hem, maar Tristan Zonder Isolde stond tegenover hem, de handen in de zakken van zyn kamerkas, zyn houding ontspannen maar zyn ogen scherp. Fred zat in de eerste ry, notitieboekje open, potlood geslepen. Pooky zweefde boven het decor, haar glitterjurk dof van ernst.
“Je wist wat het masker betekende,” zei Tristan. “En toch verstopte je het.”
Ortwin haalde zyn schouders op. “Ik wilde haar beschermen. Ze was... Té kwetsbaar. Het masker gaf haar kracht, maar zonder dat masker was ze verloren.”
“Maar - ze koos ervoor, om het af te zetten,’ zei Tristan gestreng. “Dat zag ik, dat voelden-ik. Ze wilde gezien worden voor wie ze was - niet een zoveelste gemaskerd gogo-danseres, maar Nasty Patsy, the one and only.”
Fred Ontsmet, altyd bezig met zyn files, noteerde yverig: “Ortwin handelde uit liefde. Maar liefde is nog geen rechtvaardiging.”
Door Pegge werd Ortwin overeind getrokken. Zyn bewegingen traag, alsof hy danste - maar dan in een omgekeerde tyd.
“Ik dacht dat ik haar begreep. Maar - ik begreep alleen haar rol. Niet haar keuze.”
Een in het rond gevlogen hebbende knuffelbeer landde naast hem. Op het podium, zo zagen we, was King Charles iets aan het zingen. “No Satisfaction.” Precies tegelykertyd, maar zonder dat het verkeerd zou hebben tezamengeklonken, was Birgit Brusselmans, afgeranseld door Synthia Van Camp, een weêklacht van Purcell aan het uitzingen. (Henr Purcell, de barokke componist; Westminster, 4 maart 1659 - Londen, 21 november 1695…)
“Het masker is terug. Het ligt de kast daar, in het Kabinet van Verloren Voorwerpen.”
Ortwin Tepelklem knikte gedweê. Hy liep naar de rand van het podium, bekeek de phenomenale drukte, de mensen die stonden te dansen op alle stoelen.
“Wat gebeurt er nu?” Zo vroeg hy.
Tristan haalde een klein doosje uit zyn jas. Hy deed het open, en greep daaruit een sleutel, met oude, lichtjes versleten inscriptie: “Voor wie durft los te laten.”
“Je krygt een keuze,” zei Tristan. “Niet als een straf, maar als een kans. Je mag het masker nog één keer zien - en dan laat je het gaan.”
Sidderend nam Ortwin de sleutel aan. Marca Penneman, Dirk Cornelis, Moomer en Carol Bamps kwamen hier allevier exact tegelykertyd, een photo-portret van maken. Zyn handen trilden. Hy keek naar Tristan, naar Fred, naar Suzy Electric. En toen knikte hy.
“Ik zal het loslaten. Voor haar. Voor my.”
Fred sloot zyn notitieboekje. Abbey Curious, die net passeerde, glimlachte. En Tristan draaide zich om.
“De DinsdagClub bewaart geen geheimen,” zei Abbey vreemd. “Ze bewaart verhalen, maar geen verboden dingen. En dit verhaal... is byna af.”
Rillend van emotie liep Ortwin Tepelklem langs de witte bakstenen muren van de backstage naar beneden, recht naar het Kabinet Van Vergeten Voorwerpen. Het was er een drukte van jewelste - hij had daar al wel over gehoord, maar terloops zag hij dit nu pas bewaarheid: dat er flink wat onnozele kerels in de backstage rondliepen, duidelyk om (gelukkig tevergeefs) naar de zich omkledende danseressen te komen gluren; Miss Bee-Bellezza, La Perla Morena, a.k.a. Nancy’s Angels, de Voice van Vorselaar.
Tristan keek naar Jasenko Tabakovic, die zich eveneens aan het omkleden was. Ook Bent Van Looy, Axl Peleman, Sioen, Herman Brusselmans en Mick Harvey liepen hier rond (Mick Harvey, de founding member van Nick Caves The Bad Seeds.)
“Wat heb je genoteerd?” Vroeg Tristan, boven in de zaal. Pierrette was net doende, hem aan te kondigen.
Lies Robben-Eiland, nét op tyd terug uit Ondeval (= Duitse Ardennen) las uit de notities van Fred Ontsmet rustig voor: “Het masker was nooit het probleem - het was de spiegel. En wie daarin keek, dié zag zichzelf. Of anders juist niét.”’
Tristan knikte. “Dat klopt,” sprak hy. En hy sprak nog meer: “Het raadsel is opgelost.”
EINDNOOT
waarin de DinsdagClub reflecteert op het mysterie, en de dinsdagnacht zich aandient.
De Bacchuslaan lag er rustig by - om niet te zeggen eenzaam, verlaten en alleen. De regen tikte zachtjes tegen de voorramen van Zaal Paroza, als zochten die samen een ritme - een ritme dat, nochtans, niemand hoefde te volgen.
Binnen was het warm. De lichten gedimd. De stoelen ondersteboven gezet, de stofzuigers alle opgeruimde. Luv, de Twee Liezen en Sofie De Koe waren nog bezig, de stoofvleesketel te schrobben. Parlé Texas dronk nog één cava, leunend op Jan Vander Stappen.
De Blueface zat in zyn fauteuil, een kop thee in zyn hand, zyn beenwarmers nog steeds aan zyn schenen. DC Jones Johnson zat naast hem, zyn notitieboekje gesloten, zyn potlood opgeborgen. Friso Woudstra en King James lag bezyden mekaâr, languit op de enige, gebroken witte zetel die de Club ryk was.
Het Kabinet Van Vergeten Voorwerpen was afgesloten. Het masker lag daar, tussen al die vele andere, geheimzinnige objecten - objecten die ooit wel een rol speelden, maar dan alleen maar in verhalen die, in de naam van Ad Nêstor, God Van De Dinsdagclub, alleen op dinsdagen mochten worden naverteld.
Ortwin Tepelklem was vertrokken. Niet gevlucht, niet verjaagd — maar vertrokken. Met een blik die zei: Ik begryp het nu.
De Blueface keek naar Tristan.
“Wat blyft er over, na een mysterie?”
Beiden dachten even na.
“Een verhaal,” zo probeerde Tristan. “En een stilte - die echter niet leêg is.”
De Blueface knikte. Hy keek naar de klok op zyn gsm, en begreep dat de Dinsdag van déze week nu in ieder geval voorby was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu