maandag 1 november 2021

gast-auteur

PORTRET VAN DE AARDBEIENPLUKSTER
ALS EEN JONGE VROUW
door Robertus Baeken, vanuit de aardbeienvelden




106.
Thuis richtte zij haar angstige blik op de voorgevel. Onvoorstelbaar welke tragedie zich daarachter afspeelde! De bakstenen muren afstotelijk. De blauwe lucht als een nachtelijke diepte in de vensters weerspiegeld. Er was iets vreemds aan de hand. Het gaf haar een schok dat de voorgevel niet als een zachte vleesmassa met de wind heen en weer deinde, maar eerder deed denken aan de gemetselde stenen van een tombe met de hemel daarboven ongewoon stil. Niet één tjilpende mus. Geen over het dak vliegende duif of kraai. Alleen voelde Mieke door de tientallen scherpe blikken in haar rug dat iets dit huis op enge wijze in het middelpunt van alle dorpsogen plaatste. Het fluisteren van de zich achter gordijnen teruggetrokken buren vol boos opzet. ‘Kijk, daar heb je de oudste! Zij heeft zich flink herpakt… Tenminste, haar ouders zijn zo naïef dit te geloven! Allemaal oogverblinding natuurlijk! Moet je Gregoor horen: die weet er alles van!’ En achter het volgende venster: ‘’t Is een zot schepsel! Gisteren zag ik haar bij de bakker. En denk je dat ze zich schaamde? Je had haar buik eens moeten zien! Niets in het hoofd, alles tussen de benen! ’t Is godgeklaagd!’
    Toen Mieke op Berthes kamer kwam, lag het kind reeds opgebaard. Moe had geen woord kunnen uitbrengen. Zij bleef beneden, waar ze in een toestand van verkrampte ledematen en vingers en met haar open mond happend naar lucht tegen de rugleuning van de sofa zat weggedrukt: het tafereel van een mishandeld dier dat, met de ogen vragend om een genadekogel, een laatste keer de kop opricht; terwijl het in deze omstandigheid wel tot haar moest doordringen dat zij enkel gestraft werd om verder te leven.


WORDT VERVOLGD...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

reageer hier en nu