12.
Als een pleister op mijn wonde hoorde ik het door Marie-Claire fluisterend bewonderen van mijn ontwikkelde borst en gespierde bovenarmen: eigenschappen waaraan ik vandaag nauwelijks belang hechtte, hoe hard ik me tijdens mijn puberjaren voor dit resultaat ook had ingespannen. Haar zwoele stem kwam me overdreven sexy voor, als iets dat evenmin aan haar toebehoorde en dat onvast zoals haar lippen, ogen en andere bekoorlijkheden, onherroepelijk van haar wegdreef.
Had ik te doen met een doortrapte nymfomane? Mijn geloof dat zij voor mijn charmes gezwicht was, maakte in één handomdraai plaats voor de overtuiging dat ik me voor een dwaas spelletje had laten klissen.
De gedachte aan de verspilde tijd, plaatste me weer met beide voeten op de grond. Bevreesd dat Karl ondertussen al vertrokken was, vroeg ik haar me met de auto terug te brengen. Ik zag me al per tram naar huis keren en een halfuur later dan gewoonlijk aankomen. Steeds wanneer dit gebeurde, hoorde daar een lege en ongezellige sfeer bij: de kinderen die de tafel al verlaten hadden, mijn inmiddels afgekoeld bord soep, het uitdrukkingsloze gezicht van mijn vrouw en haar ontwijkende blik. Ik begon in allerijl een geloofwaardig hoe en waarom te verzinnen waardoor ik haar weer in een goed humeur zou brengen.
Gelukkig was het anders afgelopen. Toen Marie-Claire bemerkte hoe ik erover inzat dat Karl inderdaad zonder mij vertrokken was, stelde zij voor me naar huis te brengen, wat ik in dank aanvaardde.
Wij volgden de Italiëlei, richting Borgerhout. Na een lange stilte nam Marie-Claire het woord. Eerst had zij het over de gewezen activiteiten van haar man. Nog wat beduusd, luisterde ik met een onaandachtig oor; tot ik vernam dat hij een half jaar geleden betrokken was bij een verkeersongeval. Zijn invaliditeit verklaarde waarom ze bij Vogel in dienst was. Om een of andere reden noemde zij die oude haar weldoener. Maar meer dan dat hij vóór zijn pensioen in diplomatieke dienst was, kwam ik niet over hem te weten.
Eenmaal het drukste verkeer voorbij, vroeg ik of zij zich voor mij een avond kon vrijmaken.
Terwijl de straatlantaarns in schuine strepen over haar gezicht gleden, wierp ze mij ook een blik toe. 'We zijn beiden getrouwd!'
'En wat zo-even gebeurd is?'
'Dat moet je mij maar vergeven!'
Wij naderden de Helmstraat waar ik woonde. Wij namen koeltjes afscheid.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu