zaterdag 30 april 2022

GAST-AUTEUR

DE TRAP


door gastauteur Robertus Baeken, vanuit de timmer-kamer...






15.

Ik legde mijn gereedschap neer en was na vier treden op gelijke hoogte met hem. 'Ja, wat is er?' 

   Nu begon het heertje wat stiller te praten. Het leek bijna op fluisteren. 'Jij had Marie-Claire toch ingehaald, gister?'

   'Juist! Maar ik kon haar er niet toe bewegen rechtsomkeert te maken.'

   Hij keek op zijn horloge en zuchtte veelbete­ke­nend.

   'Kan u haar niet opbellen?'

   Deze vraag scheen hem op een idee te brengen. Hij keek me over de rand van zijn bril aan. 'Wij zouden haar wel kunnen halen,' zei hij, half vragend. 'Jul­lie zijn toch met de auto?' 

   Ik hoorde hem al op zijn sokken afkomen. De oude heer wilde dat ik hem met het voertuig van de baas naar haar adres zou rijden. Vermits wij de herstelling van de trap in daglonen uit­voerden, was ik daar gaarne toe bereid. Ik legde hem uit dat het werk zolang zou blijven liggen en ook dat de kost van het vervoer bovenop zijn rekening kwam. Dit betekende voor hem geen be­zwaar. 'Je makker kan natuurlijk hier blijven. Vraag hem of hij het goed vindt. Ik haal al­vast mijn over­jas!'

   Beneden was Karl bezig het houtwerk voor de tre­den op gelijke lengten af te tekenen. Maar ik vroeg hem niets. Ik zei gewoon dat ik een uur of langer met mijnheer Vogel weg moest en dat hij zolang al­leen zijn plan moest trekken. Mijn maat was weliswaar de zoon van de baas, maar vermoedelijk doordat ik de oudste was en over meer ervaring beschikte, stemde hij er stilzwijgend mee in dat ik een gering psycho­logisch gezag voerde. Aan zijn reactie kon ik mer­ken dat hij het vooruit­zicht om een tijdje alleen te zijn prettig vond. Waarschijn­lijk was hij al zinnens gedurende onze afwezigheid lekker op zijn luie kont te zitten. Het kwam niet eens bij hem op me te vragen waar wij heen moesten. Alsof we reeds vertrokken waren, greep hij zijn radiootje en draaide de volume­knop in zijn uiterste stand, waardoor verdere con­versatie uitgesloten was.

    Ik zat al tien minuten in de pick-up te wachten toen het meneertje eindelijk naar buiten kwam. Hij had zich flink ingeduf­feld. Dat was nodig, want er stond een ijzige wind die de temperatuur ver beneden het vriespunt ­haalde. Gauw trok hij de kraag van zijn overjas omhoog. Doordat hij zijn kaal hoofd met een astrakanmuts had bedekt, was van zijn gezicht weinig meer te zien dan zijn grote ogen achter de dikke bril­lenglazen. 

   Onderweg had ik moeite hem aan de praat te krij­gen. Ik stelde enkele belangeloze vragen, maar daarop antwoord­de hij telkens met een droog ja of nee, zodat ik me begon af te vragen of hij onwillig was.

   'Volgens Marie-Claire was u vroeger in diplomatieke dienst,' zei ik ten slotte, zonder de nutte­loze omwegen waar­van ik eerst gebruik had gemaakt. Daar het leven in verre tropische landen me altijd had gefascineerd, wilde ik graag het directe verslag horen van iemand die ginds jaren had verbleven.


(WORDT VERVOLGD...)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

reageer hier en nu