door Robertus Baeken
22.
Dat ik, ontvankelijk voor schoonheid en waarheid, op mijn zoektocht uiteindelijk bij Leonard terechtkwam, bracht me welhaast in een soort van trance: een onbeschrijflijke en wonderlijk geëxalteerde toestand, zoals gevoelsmensen dat tijdens hun meest intense gewaarwordingen zonder behulp van alcohol of drugs ervaren.
In feite was ik de knaap uit het verhaal van John Steinbeck. Ook ik zag het gevaar van de herhaling en aldus begreep ik waarom de jongen had besloten het bij dat éne bezoek te houden. Een innerlijke stem zei me echter dat ik het nooit zover zou laten komen dat mijn bezoeken aan Leonard een sleur zouden worden. Ik putte een groot genoegen uit ons gesprek en vond het dwaas dit ter wille van één gave en onovertroffen herinnering op te geven.
Mensen veranderen van dag tot dag. En vanzelfsprekend is ook onze vriendschap in de loop der jaren geëvolueerd. Toch bleef er tussen ons altijd een uniek, geweldig verbond bestaan. Op mijn twintigste (in 1963) was hij zevenendertig; een leeftijdsverschil dat de eerste jaren in hoge mate bijdroeg tot het onevenwicht tussen het sterke zelfbewustzijn en het meesterschap dat ik hem toeschreef, en hoe ik mezelf zag: zijn adept, een beginneling die nergens stond.
Vriendschap bestaat, geloof ik, uit het elkaar toedragen van een warm hart en het instandhouden van een belangstelling die een gemeenschappelijk terrein beslaat, waardoor een nog andere verwantschap dan die van het bloed aan het licht komt. Tussen Leonard en mij bleken er onnoemelijk veel raakpunten te bestaan. Zo was ik het volkomen eens met zijn opvattingen omtrent sommige vernieuwingen in de hedendaagse kunst.
‘Het nieuwe hoort de vrucht te zijn van oorspronkelijkheid, - niet van berekening. Hier zou, zoals dat me tegenwoordig bij heel wat artiesten het geval lijkt, het verstand beter niet aan te pas komen! Daarbij komt dat het publiek door de uitleg van de zogenaamde heren specialisten of kenners wordt misleid. Het heeft geen vertrouwen meer in de eigen, persoonlijke smaak.’
Ook vond Leonard dat de nieuwste kunststromingen te snel evolueerden om tot grotere vervolmaking te komen. Als voorbeeld haalde hij Van Gogh aan en de expressie van diens landschappen, of het vrije kleurengebruik van Gauguin. ‘Door hun felheid waren het expressionisme en fauvisme zeer interessante bewegingen! Kijk naar Bonnard, naar Vlaminck… Jammer, dat deze vernieuwingen geen tijd kregen voor verdere uitdieping!’
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu