LEONARD EN IK
door Robertus Baeken
24
Dit betekent allerminst dat Leonard een idealistische dromer was. Graag had hij dat zijn werk beter werd verkocht. Want zoals heel wat artiesten leed hij ter wille van zijn kunst gebrek. Toen het kouder werd, had hij nauwelijks geld om steenkool aan te kopen. Door het hoge plafond was de gewezen balzaal ook moeilijk warm te krijgen trouwens. Meer dan eens heb ik hem bij het binnenkomen verrast met slechts één schoen aan zijn voeten, doordat de andere bovenop de lauwe kachel lag op te warmen. Nu had hij wel een inkomen van zijn avondlessen, maar gezien zijn materiële tekorten zal dat niet bijster hoog geweest zijn. Bovendien gebeurde de uitbetaling de eerste jaren voor zijn vaste benoeming, weinig regelmatig. Eén keer noemde hij zich rijk doordat hij een hoop achterstallige lonen had ontvangen. Dit uitgezonderd praatte Leonard nooit over geld. Zijn atelier, waar door zijn beroepsbezigheden altijd veel stof zweefde, was geen plaats voor luxe of mooie kleren en dit werkte de indruk dat hij krap bij kas zat vanzelfsprekend in de hand. Ontmoette je hem echter op straat of in zijn stamcafé ‘Het Lindenhof’, waar hij gewoontegetrouw elke zondagvoormiddag met zijn broer Peer en Isidoor Mertens, zijn zwager, ging biljarten, dan kwam hij altijd als een imponerende, knappe zuiderling voor, piekfijn uitgedost in een donker pak en wit hemd met das; en de poen voor het bier dat daarbij overmatig vloeide, kon er ook wel af.
Aan mijn wekelijkse bezoeken kwam een einde toen ik in volle winter voor mijn legerdienst werd opgeroepen en naar een kazerne in de buurt van Keulen moest vertrekken. Dit betekende dat ik gedurende een jaar maandenlang van huis zou zijn. Af en toe schreef ik hem over mijn wederwaardigheden een brief, die hij enkele dagen later met veel moeite - hij was geen vlotte briefschrijver - beantwoordde. Zo raadde hij me aan om me aan te passen aan de gegeven omstandigheden: een simpele filosofie waarmee ik het erg moeilijk had, want het kazerneleven lag me niet. Verder vertelde hij me over de plaatselijke nieuwtjes, over zijn werkzaamheden, zijn langdurig wachten op marmer, zijn ontspanning.
Om een idee te geven hoe mijn brieven eruitzagen, schets ik hier even mijn eigen portret als jongeman.
Eenentwintig was ik en tot dan grotendeels het product van het milieu waarin ik was opgegroeid. Daar was natuurlijk eerst en vooral het gezin, de cocon bij uitstek om de traditie van het burgerlijke katholicisme, dat destijds op het platteland nog heel sterk aanwezig was, er zonder vraagtekens in te lepelen. Gelukkig was mijn moeder, die als weduwe alleen voor de opvoeding van haar vijf kinderen stond, een nuchtere en praktisch ingestelde vrouw. Door haar labeur voor de kost, hield zij de touwtjes niet te strak in handen. Ik kon de boeken lezen die ik wou en zij had me naar een rijksschool gestuurd waar de opvoeding niet streng, zeer tolerant, maar toch correct was, en waar behalve aan de technische vakken door bekwame leraren ook op een boeiende wijze aandacht werd geschonken aan nevenvakken zoals geschiedenis en literatuur.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu