donderdag 27 oktober 2022

GAST-AUTEUR

robertus baeken, die de vader is van don vitalski, schreef het boek "leonard en ik", over zyn nonkel leonard, de fameuze beeldhouwer. over 82 afleveringen verspreid, worden die mémoires hier integraal gepubliceerd.

photo: Leonard en ik, inderdaad.

LEONARD EN IK

door Robertus Baeken 



46.

Ook al beweerde Leonard geen alcoholist te zijn, hij dronk beslist meer dan goed voor hem was, temeer doordat hij zich bovendien wekelijks aan huis met twee flessen whisky of cognac liet bevoorraden.

   Op een keer kwam hij zwaar beschonken aan. Hij opende de voordeur en plotseling trof hij in zijn atelier een heleboel onbekenden. Leonard begreep niet meteen wat er mis was. Deze mensen merkten zijn komst niet eens op. Zij stonden daar te kletsen of nieuwsgierig tussen de beelden rond te kijken, zoals gebruikelijk op een vernissage. Tegelijk drong het tot hem door dat hij als de bliksem het licht moest aansteken. En zie, van zodra de schakelaar aanklikte, was dat volkje als bij toverslag foetsie!

   Een andere vorm van delirium tremens waarover hij me een keer vertelde, ging om piepkleine, vieze mannetjes, die als honderden insecten over zijn bed holden.

   Dit alles zou bij de buitenstaander het vermoeden kunnen wekken dat Leonard in die periode toch niet zo gelukkig was, dat hij problemen had met het alleenzijn of het aanvaarden van de wereld zoals die is. Mij kwam het eerder voor dat hij de werkelijkheid niet zozeer wilde ontwijken dan wel dat hij haar volledig wilde uitpuren en daarom uit was op een vorm van verrukking zonder innerlijke remmingen en bij volle bewustzijn. In de drank werd hij die gelukzaligheid ten volle gewaar. Daarbij kwam dat hij als reactie op de overgeorganiseerde samenleving een zekere behoefte had aan marginaliteit. De roekeloosheid waarmee hij dronk, had telkens iets van een sprong in een bodemloze afgrond, had ook iets van de roekeloosheid van een man als Miller, die in 1930 zonder een cent op zak naar Parijs was getrokken om er schrijver te worden.     

   Over zijn erbarmelijke huisvesting heeft Leonard zich nooit bekommerd en evenmin beklaagd. Bij zijn wat romantische visie op het artiestenleven, hoorde een armoedige huisvesting, marginaliteit, dronkenschap. Schril hiermee in contrast staat dan weer zijn dikwijls bewust opgeroepen dagdroom waarin hij zich, zoals hij me op ‘n keer vertelde, tot in het kleinste detail zijn ideale woning voorstelde. Met het oog op het plaatsen van zijn beelden, stond de enorme inkomhal, voorzien van een rijkelijke, marmeren wenteltrap en een overloop met balustrade, voor hem centraal. Blijkbaar was deze voorstelling voor Leonard de hemel. Maar deze droom moest wel een droom blijven! De droom was immers het beste dat hem kon overkomen; niet de verwezenlijking ervan! Want zelfs al ben je in het bezit van al de schatten van de wereld, - zo luidde zijn onderliggende redenering, - de werkelijkheid kan niemand echt soelaas of blijvende vertroosting bieden.


(WORDT. VERVOLGD...)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

reageer hier en nu