‘Justine Duroc?’ Zo te zien stelde zijn glimlach haar gerust. ‘Joseph Reinhout. Ik ben hier in opdracht van Marijkes ouders, om haar weer naar huis te brengen!’ begon hij direct in het Nederlands. Zij naderde zo dicht dat hij haar een uitnodigende hand kon toesteken: een vanzelfsprekend gebaar waarop zij, in tegenstelling tot Korporal von Köppenick, gretig inging. Hoewel haar voorhoofd de huidstructuur vertoonde van een vrouw half in de dertig, herinnerde zij hem aan een meisje waarop hij in zijn jeugd wanhopig verliefd was geweest. Een vol gezicht, sensuele lippen, haar overdadig kapsel waarvan het haar van het voorhoofd tot de nek strak bijeen zat om verder in een brede waaier over beide schouders uit te golven. Zij had ook dat hupse, dat zich niet bewust is van wat ellende schoonheid in het hart van een jongeman kan aanrichten.
Het begon hard te regenen. Gelukkig nodigde zij hem uit mee naar binnen te komen. Via een smal venster naast de deur had hij al opgemerkt dat de gang eveneens leeg was.
‘Kijk maar rustig rond!’
Joseph vond het aangewezen onmiddellijk open kaart te spelen. Hij vertelde haar over Etiennes brieven.
‘Marijke heeft enkel haar eerste nacht hier doorgebracht. Daarna wou ze Parijs zien.’
Joseph herinnerde zich haar brief aan Etienne, waarin sprake was van ‘een adres’ waarvoor men niet al te kieskeurig mocht zijn. Als zij redenen had om hem hierover in het ongewisse te laten, zou het dom zijn haar die vraag op te dringen, dacht hij. Zij stonden in de kamer met de tafel en de boeken. Het dametje bood hem een sigaret aan. Hij bedankte, zeggend dat hij al drie en zestig dagen niet meer had gerookt. Voor hem betekende het dat hij komaf gemaakt had met de hardnekkige gewoonte zich door middel van een stom eindje tabak een houding aan te meten. Terwijl Isabelle dit al wekenlang als de belangrijkste oorzaak van zijn knorrigheid aanduidde, werd voor hem het voornaamste probleem voortaan een blijf te weten met zijn werkloze handen. Het makkelijkst was ze achter de rug in elkaar te strengelen. Terwijl hij zo naar de kletterende regen staarde, achtte hij het moment gekomen om verder te gaan over Marijkes brieven. ‘Er moet haar iets vreselijks overkomen zijn. Iets waarover zij met niemand durft praten, ook niet met Etienne!’
‘En wat zeggen haar ouders?’
‘Ik heb de opdracht van mijn baas. Haar ouders heb ik nooit gesproken!’ Nu Joseph bij dit fenomeen stilstond, vond hij het zelf ook hoogst eigenaardig.
‘Haar vader is de Lieukerke, koekjesfabrikant!’
‘Koekjesfabrikant? Daar wist ik niets van!’ Joseph vroeg zich af waar zij de informatie haalde. ‘Is Etienne je vriend?’
‘Eerder een kennis. Wij delen dezelfde bekommernis voor het leefmilieu. Meestal zien we elkaar op de maandelijkse vergadering aan de Sorbonne.’
Joseph had het gevoel dat hun gesprek over Marijke nog op gang moest komen; jammer genoeg kampte hij eventjes met het onvermogen een zinnige vraag te stellen.
(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu