maandag 27 maart 2023

GAST-AUTEUR

22.

­Onder­gedom­peld in de nach­telijke beelden van de groot­stad, keek Joseph naar zichzelf als naar een van die duizenden anonieme voor­bij­gangers. Het lot had hem een lelijke poets gebak­ken, had hem hier te midden van een labyrint van onbekende straten neergezet. Zonder doel, zonder iden­ti­teit, zonder notie van richting, be­landde hij in een obscure jungle. Achter ver­lichte uitstalramen kronkelden de heerlijke lijven van geldverslindende, giftige slangen. Op een veilige afstand dacht hij aan de verboden peeskamers, waar hij enkel in zijn verbeel­ding kwam. Maar naast angst werd hij ook vervuld van ontzag. Hier naderde hij de kiem van het oerin­stinct, en dit was ge­vaarlij­ker, obscener, eer­lijker, naakter dan hij ooit had durven zijn.

   Het is waar: zijn hoofd bood slechts plaats aan een burgerlijk wereldje, en voor die kleinheid werd hij nu ge­straft. Door zijn opgaan in de anonimiteit lukte het hem tijdelijk elke innerlijke druk van zich af te gooien. Tenslotte was dat vertrouwde wereldje van hem ver weg. Baron de Lieu­kerke kon naar de hel lopen! Alleen, dat Isabelle uit was, deed hem wel iets. De twijfel aan haar trouw had zijn eigenliefde in een worggreep, perste het laatste restje van zijn ego uit, en nu balkte hij als een afge­strafte ezel.

   Een lichtekooi liet haar oog op hem vallen. Haar gekromde wijsvinger lokte hem naar de overkant. Zag hij er vermogend uit? Aan­trekkelijk? Hij hoefde enkel over te steken. Voor­uit kerel! Niemand komt erach­ter. En Isabel­le hoef je geen rekenschap te geven! Het komt door mijn ouder­wetse opvoe­ding, dacht hij, het hoertje de rug toekerend. Toch vond hij dit geen afdoende verkla­ring; net zomin als zijn trouw aan Isabelle een verkla­ring vormde. Mogelijk had hij angst voor de onvermijdelijke val in een gat vol droefheid. Geld had er niks mee te maken. Hij was nu eenmaal het brave zoontje van een brave weduwe.

   Minder riskant zou het bezoek zijn aan een striptent waarvan het ondeugen­de uithangbord vast zoveel toe­risten lokte als de wieken boven de Moulin Rouge. Maar hij was niet van het slag als de ­huis­schil­ders in de trein; daarvoor bekommer­de hij zich te zeer om het prijs­kaartje. Boven­dien had hij al eens gehoord hoe het daarbinnen aan toegaat: als je te lang bij dezelfde champagne bleef zitten, benam de rug van een ober je het ge­zicht. 

   In de rue des Martyrs joeg een openslaande deur het stoten van een trombone in een korte lucht­verplaat­sing naar buiten. Volgens de affi­che zou blueszanger Bobby Bland er borg voor staan geen knol­len voor citroenen te verkopen. Een schacht­vor­mige trap naar bene­den schonk Joseph het bevrij­den­de gevoel dat hij onderdook, weg van zichzelf, weg van de aldoor knagende beslommering dat Jesp dan toch gelijk had, nu hij de Lieukerke mogelijk voorbarig had opgebeld. In de diepte begeleidde een trippelende gitaar de opwin­ding van een echte Afro-Amerikaanse band met rauwe zang en woor­den als drin­king, gam­bling. Primitieve teksten over­lopend van passie, levendige blues, droeve blues en dichte rookwalmen op de koop toe.


(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

reageer hier en nu