Zijn voet belandde op de vloer van een badkamer. In het bleke licht van de maan sloop hij naar de overloop en stak het hoofd achter elke deur, in gedachten bezig het mevrouwtje te begroeten. ‘Kitty, Ik ben het! Hoor, ik ben geen dief! Ik ben hier uit bezorgdheid. Ik ben hier omdat ik die verdomde foto wil. Maar ook omdat je mij hebt betoverd!’
De kamers confronteerden hem uitsluitend met haar afwezigheid. Het paar sliep in een aparte kamers. In tegenstelling tot het vertrek van mijnheer, dat er door de karige, antieke meubels streng uitzag, gaf die van haar een kinderlijke indruk. De zalmroze muren opgevrolijkt door ondeugende prenten. Bij het openen van haar kleerkast, ademde hij de geur in van de afwezige en trof zich in dezelfde gekke staat als toen hij pakweg zestien was. Om een glimp van zijn uitverkorene op te vangen, had hij urenlang in de vriezende kou gestaan. Om haar één minuutje te spreken, had hij tien kilometer door de sneeuw geploeterd. Nachtenlang had hij dat heftige gevoel voor haar in het donker vastgehouden. En nu trotseerde hij niet minder. Tegelijk vroeg hij zich af hoever dit zelfbedrog zou gaan. De tijd slaat barsten, zowel in het volmaaktste voorhoofd als in het perzikhuidje van de mooiste wang. Was ook hij niet vol ongeloof, gekwetst en verbitterd door zoveel waarheid, elke dag?
Zo deze vrouw hem betoverde, dan niet omdat hij onschuld zag. Zijn hoofd was ijl, ijl. Zijn hart bonsde, bonsde. Hij greep haar kamerjas, drukte de kraag tegen zijn neus, neus. Hij leefde, leefde. Zij was gezonden door de begeerte, begeerte. Zoals zijn eerste liefde onmogelijk was gebleken, zou ook deze schoonheid uit zijn leven verdwijnen. Hij stond voor Isabelle en bekende: Ik ben een zwak mens. Kun je mij vergeven?
Wat is er te vergeven, Jos? Zeg het!
Nog niets eigenlijk.
Vertel me over alles wat ik jou niet kan bieden, Jos.
Hier dacht hij lang over na. Toen zei hij: Het gif zit in mij. Ik ben nieuwsgierig. Dat is het! Ik zit met het gevoel dat het leven me een antwoord schuldig is. Ik ben blind! Want kijk, terwijl het paradijs me rakelings voorbijdrijft, in mijn ogen priemt, in mijn neus bijt, blijf ik radeloos op zoek.
Wij zijn mensen, Jos. Geen Goden!
Ik mis een frisse kijk! Alleen de liefde kan me redden!
Deze vaststelling bezorgde hem een ferme schok. In de kleerkast van een dame snuffelen, is niet netjes! Hij kroop weer in de huid van zijn detective en sloot de deur.
Na de alkoof van de lichte dame omsloot de wereld van mijnheer hem gestreng. De mens is schuldig en onvrij, zeggen de rechters. Hij moet verantwoording afleggen voor zijn daden. Hier bestond de vloer uit hetzelfde glanzende houtwerk als toen hij voor zijn opvoeders stond en met gebogen hoofd naar de neus van zijn schoenen keek.
Zeker omdat mijnheer afwezig was, viel de mufheid van het kantoorvertrek hem minder op. De onschuldige ogen van Van Dycks boerenmeisje aan de muur keken neer op de detective aan de schrijftafel: een zielige vent voor wie een bankje van honderd volstond om te worden omgekocht.
WORDT VERVOLGD...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu