Dus was Joseph zinnens om recht naar Jespers te stappen. Beter zijn moeilijkheden op diens kantoor uit de doeken doen, dan langs de telefoon. Hierna konden zij de dan rustig onder vier ogen naar een oplossing zoeken. Maar eens in zijn auto, prikkelde hem een onweerstaanbare nieuwsgierigheid naar het verdere verloop van de gebeurtenissen. Hij zou foto's nemen van de bebloede machete en van de vernielingen in het buitenhuisje. Daarna zou hij de nabije omgeving uitkammen. Pas met deze feitelijke gegevens in zijn bezit, zou hij naar zijn baas stappen. Want een geld ruikende Jesp was moeilijker tegen te houden dan een op ‘n rode lap afstormende stier.
Joseph stationeerde zijn auto op de gewone plek aan de rand van het Kalmthoutse bos. Bij het zien van twee auto's wat verder onder de bomen, bedacht hij dat ze afkomstig waren van dagjesmensen. Hij kon hen geen ongelijk geven. Na de hitte in de auto langs drukke rijwegen, ervaarde hij de schaduwen onder de stilte van de welriekende dennen zelf ook als aangenaam koel en verpozend. Niettemin voelde hij zich weinig voor die rust openstaan. Terwijl hij geruisloos en in een loerende, ietwat gebogen houding van stam tot stam over het opverende tapijt van gedroogde dennennaalden liep, verbaasde hij zich over zijn koortsachtige, gejaagde ademhaling en het zweet over zijn ganse lijf.
Verre kinderstemmen leidden hem af. Daardoor had hij niet verwacht plotseling oog in oog met een oudere man te staan; te oordelen aan diens groen uniform met pet: een boswachter. Joseph verwachtte onmiddellijk door hem te worden aangesproken.
Waarom loopt u heel alleen door dit bos, mijnheer? Waarom loopt u in gebogen houding van stam tot stam? En vanwaar die dikke druppels zweet op uw voorhoofd? U bent ook niet gekleed als een toerist.
Hoezo? Is het in zijn eentje door het bos lopen dan bij de wet verboden? Ziet u aan iemands zweet dat hij iets in het schild voert, dat hij dingen aan zijn hoofd heeft die het daglicht niet verdragen? Dat kan u niet menen; evenmin zoals ik, om door een bos te lopen, niet enkel gebruik moet maken van de wegels, maar daarnaast ook verplicht ben vrijetijdskledij te dragen.
Klaar om alle vragen rustig te beantwoorden, keurde de boswachter hem geen blik waardig.
‘Ik ben op weg naar het buitenhuisje van mijn vriendin, mijnheer,’ zou hij zeggen, als hem volgende keer wel iets werd gevraagd. Zijn hand in de broekzak omvatte het bewijsstuk. ‘Hier, haar sleutel. Nog iets?’ Hij keek om, maar de boswachter was nergens meer te bespeuren. Daar bij die hoge struik moest hij van richting veranderd zijn. Een andere verklaring zat er niet in.
Door de verblindende zon op zijn hoofd deed de open plek hem denken aan een gloeiende krater. De omringende wandkragen werden gevormd door de hoge zoom van bossen, terwijl het peperkoekenhuisje middenin de diepte als een luchtspiegeling op de trillende hitte dreef.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu