vrijdag 6 oktober 2023

GAST-AUTEUR

26. 
IN DE FLESSENHALS


Zijn beledigende, naar haar hoog opgestoken middelvinger was het gevolg van tijde­lijke zelfoverschatting. In feite stond hij er ha­chelijk voor. De stad bood hem geen uitweg. Achter elke hoek overviel hem de prangende vraag hoe uit de handen van de politie te blijven. Hij kon niet de godganse dag in cafés rondhan­gen. Straks verscheen op de buis zijn signalement van voortvluchtig mis­dadi­ger.

   In het Centraal Station draaide hij Harry’s nummer. Misschien had hij nieuws in verband met Carlyles bankroet en kon Joseph hem via deze omweg van zijn problemen op de hoogte brengen. Hopelijk maakte die drukke zakenman even tijd voor hem.

   ‘Met Joseph Reinhout. Nog nieuws in de zaak Carlyle?’

   ‘Slecht nieuws! Hij heeft al zijn onroerend goed verkocht en het geld aan zijn dochter geschon­ken! Luister Jos, ik sta juist klaar voor een vergadering. Bel me vanavond op. Misschien kan ik dan meer kwijt!’

   Daar stond hij nu, de sukkel, met die stomme hoorn in de hand en die stomme behoefte om zijn hart te luchten. Zweet druppelde van zijn neus. Verslagen nam hij zijn toevlucht tot thuis. ‘Harold, haal je moeder even!’

   ‘Ben je bij de politie?’

   ‘Nee, in Antwerpen!’ Zijn zoon ging weg. In plaats van haar te roepen, schenen ze onderling iets te bedisselen. Dat hij door een ver­schrik­kelijke misdaad onherroepelijk van zijn gezin was afgesneden, deed hem naar adem snakken. Hij begreep dat hij alleen stond. De waarheid mijnheer, niets meer, niets minder! Familie, liefde, gezin: allemaal illusie. De mens is een een­zame wolf!

   ‘Wat voer je ginds uit, Jos? Je zou toch naar de politie gaan?’

   ‘En me laten inrekenen! Zie jij in mij een moordenaar?’

   ‘Laat Malky en Detiège dat uitmaken.’

   ‘Dat stel uilskuikens is maar al te blij dat ze een verdachte hebben. Dank je!’

   ‘Door weg te lopen, beken je schuld, Jos. En waar kan je heen in dit landje? Zwijgen is ook liegen. Vertel ze de waar­heid!’ Isabelle legde onverhoeds in. Haar laatste woord drukte een mes op zijn keel. 

   Hij liet een muntstuk vallen. Terwijl hij zich vooroverboog om het op te rapen, zag hij op de bodem van de cel een leeg colaflesje. Een bromvlieg deed wanhopig haar best om eruit te ontsnappen, wat niet lukte. Ik geraak er nooit uit, dacht hij, tenzij ik mijn vleu­gels strijk en langs de hals naar buiten wandel. Heb ik de moed met de waarheid over mezelf naar buiten te komen?


(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

reageer hier en nu