EERSTE BEZOEK
‘Kunt u wat over uzelf vertellen?’ Joseph zat aan de overkant van Deryckes antieke schrijftafel. Het indirecte schijnsel boven een indrukwekkende boekenkast, zijdelings tegen de muur, strooide een milde gloed. Daarentegen belichtte een felle bureaulamp diens oude handen scherp. Van zijn gezicht boven de kegelvormige straal was amper de omtrek te zien en de vale huidskleur overheen de verweerde rimpels. Even gaf het de indruk of hij naar een antiek schilderij keek dat aan een dringende opknapbeurt toe was. Het doek stelde een oude kamergeleerde voor die ver van het zonlicht met de neus in een versleten bijbel zat. Anachronistische details, zoals de half opengevouwen Financieel Economische Tijd, de stapel moderne opbergmappen op de voorgrond en de elektrische bureaulamp, moesten dan wel weggewerkt worden.
‘Ik ben nu tien jaar met pensioen. Mijn zoon heeft het bedrijf overgenomen. Op het einde van elk kwartaal kom ik er voor een supervisie van de boekhouding.’
‘Wat doet uw vrouw?’
‘U bedoelt, wat zou zij moeten doen? Niets! Wij hebben een poetsvrouw.’
‘Zij is vijfendertig jaar jonger. Bent u allang met haar getrouwd?’
‘In de herfst twaalf jaar. Vroeger, toen ik meer op het bedrijf was, viel haar afwezigheid minder op.’
Joseph keek naar de boekenkast. ‘U bent veel met kunst bezig, zie ik.’
‘Inderdaad! Ik bezit een collectie schilderijen. Wegens plaatsgebrek kan ik er maar enkele ophangen. Kent u er iets van?’
De omstandigheden in acht genomen, hield Joseph het bescheiden. ‘Ik heb in Parijs het Louvre bezocht, en het Musée de l' Homme. Over precolumbiaanse kunst heb ik wel een rij boeken.’
Derycke trok een lade open en legde een platte doos midden op de schrijftafel. ‘Dit zijn enkel de tekeningen. De schilderijen zitten achter slot. Kijk, daar hangt een originele Albert Van Dyck!’ Hij wees naar de wand tegenover de boekenkast.
Een arm boerenmeisje op klompen keek Joseph vragend in de ogen. ‘Van Dyck ken ik. Was hij niet van deze streek?’
‘Inderdaad! Ik heb hem zelfs nog gekend. Dat was na de oorlog. Dit werk kocht ik van een erfgenaam.’ Derycke zwaaide met zijn hand, alsof hij een fijn penseeltje tussen duim en wijsvinger hield. ‘Een sober palet. Maar zéér verfijnd. Meestal hangt op die plaats een Herman Diels. Van hem bezit ik een hele collectie. Kent u Diels?’
‘Die naam zegt me niets!’
‘Een genie! Maar laten we niet afdwalen!’
‘U heeft er een leuk tijdverdrijf mee!’
‘Dat geloof ik! Ik schuim alle tentoonstellingen af.’
‘In uw eentje? Heeft uw vrouw belangstelling voor kunst?’
‘Jazeker! Af en toe maakt zij van die keramische spulletjes. Maar daarmee houdt het op. Jammer!’
Het bekende liedje, dacht Joseph. Jongedame verveelt zich te pletter bij oude heer. Oude heer begrijpt haar niet. Bovendien oude heer impotent.
(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu