70.
Het wegdek daverde onder het voorbijrazende verkeer. Was de Belgische economie een lichaam, dan bevond hij zich hier midden de betonnen kroonslagader. De wereld van bijtjes, koetjes, bloemen, heerlijke geurtjes, bestond elders; als aparte, aangename ledematen, genoemd: recreatie, wandelwegen, aanleg van bossen en zwemvijvers. De kroonslagader daarentegen stonk, was lelijk, werkte op eenieders zenuwen. De enige behoefte van alle passanten hier bestond eruit zo snel mogelijk thuis geraken, zonder zijn vracht van tien ton kwijt te spelen, niet te worden geramd of vermorzeld onder reusachtige wielen.
Waarheen ben ik op weg? Angstig stopte hij de vraag onder, maar groeide ze toch weer aan: een zwam die het gelukzalige gevoel verdrong eindelijk met Chevalier en zijn kornuiten korte metten te kunnen maken. Want eerlijk: hoe kon hij ongewapend bij die maffioso aankomen? Zijn eerdere angst, door de politie gevat te worden, veranderde in kansrijke hoop toen hij achter zich plots de loeiende sirene hoorde van een patrouillewagen. Na zijn afslag in Deurne zat de combi hem zowaar tegen de bumper. Hij herkende de zware kop van agent Bullebak achter het stuur en de rijzige gestalte van Detiège naast hem. Vanaf hier kende hij de weg als zijn broekzak: een voordeel waardoor hij kon beletten dat zij hem onderweg na een inhaalmaneuver zouden inrekenen. In volle vaart passeerde hij de geopende poort naar Chevaliers landgoed, reed het kronkelpad op tot aan de open plek voor het gebouwencomplex. Zijn hoop nog te kunnen praten, werd al meteen door de Bullebak gedwarsboomd. Met een smak werd hij tegen de grond gegooid. Terwijl diens zware hiel tussen zijn schouderbladen hem in bedwang hield, drong het geluid van een snel wegrijdende auto tot hem door. In zijn poging het hoofd op te richten, zag Joseph enkel de onderste rand van een blauw koetswerk.
(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu