door Robert Baeken
23.
Ditmaal bewoog de oude zich vaag tussen de twee toestanden in. De krant lag opengevouwen op zijn schoot, zodat Paul zich afvroeg of hij deze ter hand wilde nemen of had neergelegd voor een dutje. Terwijl zijn zich aan het donker wennende ogen de contouren volgden van de grijze deken over diens stel oude knoken, bereikte hem duidelijker de naakte stem: die klonk erg zwak, alsof de stervende koning te lange tijd had gezwegen. ‘Ben je alleen?’
Paul zag twee opslaande ogen blinken. Hij schrok. Sinds zijn bezoek met Pasen leek zijn schoonvader alweer sterk vermagerd. ‘Katia moet naar school, - weet je toch?’
‘Ik heb het over Vanessa...’ De oude wendde het hoofd af, vermoedelijk om zijn teleurstelling te verbijten. De laatste keer dat zij met het hele gezin bij Opa op bezoek waren, lag er een pak sneeuw. Dat zal met Nieuwjaar geweest zijn.
Er volgde een pijnlijk moment. Paul had er geen schuld aan. ‘Zij heeft het vreselijk druk de laatste tijd. Er gaat geen dag voorbij of er zijn een of twee shows. Gister zelfs tot middernacht. Daarom vond ik het beter haar niet te wekken. Zal ik haar, als zij straks uitgaat voor boodschappen, vragen langs te komen?’ Paul deed een poging om het opgewekt over een andere boeg te gooien. ‘En hoe gaat het verder?’
‘Vanessa... Je moet haar in de gaten houden,’ ging de oude op dezelfde verzwakte klaagtoon verder.
‘Vanessa... Je moet haar in de gaten houden,’ ging de oude op dezelfde verzwakte klaagtoon verder.
Hoewel hij geschokt was, trachtte Paul zijn opgewektheid vol te houden. Ook sprak hij luider dan gewoonlijk. Het was niet de eerste keer dat de oude suffig was of half in zijn slaap raaskalde. ‘Waar haal je in Jezus' naam zoiets vandaan? Tussen ons loopt alles vlot! Alleen hebben we nu wat pech.’
‘Pech?’
‘Welja... Je weet toch dat ik een auto-ongelukje had? Gisteren is die zaak voorgekomen.’ Een meevaller dat hij vanzelf op het juiste onderwerp kwam.
Jammer dat de oude teruggreep naar zijn dochter. ‘Zondag hoorde ik in de Cambrinus heel wat anders over haar.’ De oude deed zo geheimzinnig dat het Paul intrigeerde wat er in de brasserie, waar hij wekelijks ging kaarten, over haar werd geroddeld. ‘Volgens Fons De Wit heeft zij een intieme vriend.’
‘Vriend...?’ Dat een aan zijn fauteuil gekluisterde grijsaard beter dan hijzelf van het doen en laten van zijn echtgenote op de hoogte was, strekte hem niet tot eer. Zoals elke hoorndrager gaf ook hij de indruk een driedubbel uilskuiken te zijn. Zijn adem stokte. ‘En hoe intiem dan wel?’
‘Zij zaten op een bank in het Stadspark.’
‘Wat is dat voor onzin!’
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu