door Robert Baeken
42.
Op de terugweg van Breda had ze zijn pogingen tot seksuele toenadering wel afgeweerd, doch hem halvelings ook te verstaan gegeven dat hij haar vroeg of laat, - feitelijk bedoelde ze beetje bij beetje, - zou krijgen. Er was immers geen alternatief mogelijk. Die kwajongen moest zich eindeloos met haar bezighouden. De toegang tot haar lichaam moest hem voor het raadsel stellen van haar zogenaamde geest.
Vanessa stond op, bleef aan de rand van het zwembad staan en dook het water in.
Nog sneller dan het ogenblik waarbij ze over de waterspiegel zweefde, verhief zich het beeld van Thys, zoals hij haar over de dansvloer had gesleept. De schokkende oprechtheid van zijn woede, stemde haar welwillend. Opstotend uit een kluwen van rollende snaren, dreef de donkere zang van een saxofoon: een bezwerende roes waarin de dwaze hoop ontwaakte iemand te hebben gevonden om haar leven een richting te geven. Weer keek zij over Thys' schouder naar het hoekje waar haar gezelschap de biezen pakte. Niets stond haar nog in de weg voor de vervloekte kus waarop Thys met een pijnlijke greep had aangedrongen.
Vanaf hier geschiedde alles volgens onontkoombare natuurwetten: twee zwetende lijven, als gekken copulerend op de hoogste kamer, gevolgd door een korte verdoving. Pas toen ze hieruit ontwaakte, realiseerde Vanessa zich waaraan ze had toegegeven. Roerloos in zijn gespierde armen had zij niets te zeggen, voelde zij niets dat op liefde of vriendschap leek. Zij stond op en trok stilletjes haar kleren aan. De drang om weg te lopen, was even onverklaarbaar als deze waarmee zij zich in zijn armen had gegooid. Of anders had ze te veel wijn op. Door een spleet tussen de gordijnen, zag ze haar gezellen beneden in de Mercedes op haar wachten. Op weg naar de deur, hield zijn klemmende hand haar staande. ‘Dus ben jij die ouwe zak zijn bijzit? Betaalt hij goed? Wat is je prijs?’
Zijn agressie was haar bekend. Maar nu ze op het punt stond zelf ook een opdonder te krijgen, begon ze te huilen. ‘Hij is mijn schoonvader!’
‘Schoonvader! Hier! Ik kan je evengoed betalen!’ Grabbelend in een commode spuwde hij al zijn minachting uit. Tussen zijn vingers stak een prop verkreukte bankbiljetten.
Vanessa besefte wat het geld in haar hand betekende. Alsof er de pest aan kleefde, gooide zij de bankjes voor zijn voeten.
‘Aanpakken!’ schreeuwde Thys. Hij grabbelde de biljetten bij elkaar, trok haar handtas open en propte het hele boeltje erin. ‘Blijf hier! Laat ze gewoon verrekken!’
Dit gebaar liet Vanessa niet onverschillig. Zij sloeg haar armen om zijn nek. ‘Ik zou best willen. Maar het is onmogelijk. Onmogelijk!’
Een rake stomp maakte dat zij gillend omverviel, met de kin tegen de commode. Andere mensen zouden zich om haar bekommeren. Thys niet. Toen ze overeind kroop, lag hij roerloos op het bed naar het plafond te staren. ‘Wanneer kom je terug?’ Het sein dat hij haar liet gaan.
‘Volgende week.’ Het leek of haar antwoord hem onverschillig liet. Zij wist niet wat haar bewoog. Opeens zei ze: ‘En reken maar, als ik terugkom, dan voor altijd!’
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu