zaterdag 31 juli 2010

parlando van een meesterkok - het prille begin


de antwerpse nachtburgemeester wil met zyn grote egodocument zeker niet tot navel-analyse vervallen. zyn eigen bestaan, tussen goot en toog, toneel en huiselyke kring, seksueel begeren en letterkunde, zyn ons genoeglyk bekend, en behoeven geen overdosis. weshalve verschynt hier op deze blog, vanaf 1 augustus 2011, tevens het biografische feuilleton betreffende de gekende meesterkok erik somers; hier strikt driewekelyks voortgezet...


1.
Midden jaren negentig,- de precieze jaartallen kan ik niet uit mekaar houden, daarvoor zou ik mijn hele stapel papieren, brevetten en receptenboeken moeten bovenhalen,- brak er een grimmige middag aan in mijn kale, klamme, wel hoog gewelfde atelier in de Verschansingsstraat. Een paar jaar lang, meteen na mijn grafische opleiding aan het Sint-Lucas, had ik zuiver experimenteel geleefd, als een zoveelste rondhangkunstenaar op het Antwerpse Zuid. Er was nooit iets. Vooral was er nooit geld. maar ook met mijn relaties, mijn vrienden en zelfs met de hard-core van mijn grafische ambities was ik, vanwege het barre klimaat, aan de rand van de afgrond komen te staan. Geen credo meer, en geen krediet. Letterlijk honger, letterlijk koude in huis. Ik deed mijn schoenen aan, en liep op goed geluk de straat op. Vooruitgeblazen door een feitelijk waanzinnige intuïtie, zag ik mijzelf naar de Jezusstraat stappen - en daar liep ik, zonder erbij na te denken, een interimkantoor naar binnen. Witte muren, een wit bureau, een wijf met een paardenstaart dat zelfs de energie niet opbracht om er een glimlach bij te presenteren.
    "Ik zoek werk."
    "Je bent niet de eerste. Wat kan je, wat ben je van opleiding?"
    "Ik ben een kok," zo zei ik. 
    "Een kok," zo hernam ze.
    "Ja. Ik ben altijd een kok geweest."
    Waar ik dat haalde, wist ikzelf helemaal niet. Dit was totaal maar dan ook totaal uit de lucht gegrepen. Af en toe had ik wel eens, zuiver informeel, iemand van mijn weinige vrienden op een goeie, memorabele maaltijd ontvangen, maar voorts had ik nooit een gasfornuis van dichtbij gezien.
    Toch geleek dit mij, op dit ogenblik, de meest zinnige repliek die ik kon opbrengen. Er is niks verkeerd aan om te gaan werken, maar dan moet het wel, vind ik, om een soort van werk gaan waar je je poëzie in kwijt kan. Waar ben je anders mee bezig?
     Die dame van het interimkantoor zag er geen graten in. Ze noteerde mijn naam, vroeg mijn adres, en dan vroeg ze:"Chefkok?"
    "Nog niet," zo zei ik kordaat.
    Maar ze vroeg me niet eens om mijn diploma. Zou zoiets vandaag nog zou kunnen? Zonder boe of ba werd ik naar mijn allereerste betrekking vooruitgestuurd, ogenblikkelijk; aanstaande zaterdag, overmorgen aldus, kon ik beginnen; meteen aan de slag in de gigantische gaarkeukens van het Astrid Park Plaza, inderdaad: op het Astridplein, tegenover het Centraal Station.
     "Dankjewel," zo zei ik. Maar voor mezelf dacht ik: goddomme, wat gebeurt er hier? Ik wist niet waar ik mee bezig was, ik leek wel een waarnemer van mijn eigen kroniek. De chaos mepte mij door elkaar, het was trappelen om niet te verzuipen. En voor het eerst in jaren stond er iets in mijn agenda: koken op zaterdag.
    Ik ging op café met Vitalski, die avond. "Op een dag schrijf ik jouw memoires," zo sprak deze ferm.
    We dronken Duvel en whisky, die twee vloeistoffen door mekaar. Het was zelfmoord plegen of hard lachen, en we kozen dan maar voor het tweede.
    Zo eindigt dit eerste hoofdstukje, nu gewoon voortschrijven zonder teveel nadenken en twijfelen...

parlando van een meesterkok - astrid plaza, neuze neuze











2.
Tijdens de weekends, - en alleen maar tijdens de weekends -, had het Astrid Park Plaza tien tot vijftien interimwerkers in dienst; een duiventil op volle toeren. Uiteraard liep ik er voltijds te knoeien, prutsen en klungelen; dat kon moeilijk anders, ik wist van niks, ik kende nog niet het verschil tussen een snijboon en een asperge. En toch, sla mij dood: ondanks mijn vele, hoge torens omvallende emmers, ondanks de sneden in mijn vingertoppen en vooral ondanks de standjes, beledigingen en vernederingen van de oversten, toch sprak dit universum mij enigszins aan - althans voldoende om het niet meteen weer te willen opgeven.
    Een maand of drie lang liet ik mij hier ieder weekend opzijgeduwde en uitgekafferd worden, maar ondertussen legde ik, overal waar ik kwam, mijn oor te luisteren; welke eethuizen waren op dit ogenblik de meest respectabele van Antwerpen? Want ik wilde mijn tijd niet verdoen in dit stankhol, ik moest hogerop. En zo kwam ik, zodoende, als door het lot zelve gedicteerd, bij Neuze Neuze terecht. Steeds als dit etablissement vermeld werd, gebeurde dat met een bijna tastbaar respect, dat merkte ik. En voor minder dan de top ben ik nooit uit mijn schulp gekomen - alles of niks, da's mijn devies!
    Te bedenken dat sommige sukkels zelfs met het corvee in het Astrid Plaza genoegen namen voor de rest van hun leven...

3.
Maandag en dinsdag sliep ik uit, woensdag liep ik, zonder iemands introductie of wat dan ook, naar de balie van Neuze Neuze, een eethuis in de Wijngaardstraat. Ik kende niemand in dit milieu, ik verliet me algeheel op mijn gevoelens en zocht ook bij niemand protectie.
    "Zou ik de eigenaar kunnen spreken?"
    "Eh? Jawel, waarom niet."
    "Wel dan?"
    "Even geduld..."
    Algauw verscheen er, komende van de trappen, een klein, kwiek ventje met een brede, gezonde baard en een stel bolronde oogkassen, een niet onvriendelijke kabouter, meteen correct in omgang, moet gezegd.
    "Wie ben je?"
    "Mijn naam is Erik Somers. Ik zou graag hier in uw keuken komen werken."
    "O ja?? En wié ben je dan, zeg je? Wààr kom je vandaan?"
    "Je vraagt waar ik vandaan kom?"
    "Wie heeft je gestuurd, bedoel ik."
    "Niemand. Ik draai nu echter al een maand of drie dol in het Astrid Park Plaza, waar het leven afschuwelijk is. Voorts heb ik totaal geen ervaring en ook geen opleiding. Maar ik wil keihard mijn best doen in uw keuken."
    Hij zag toch aan mijn verschijning alleen al, mijn gebeeldhouwde postuur, dat ik een kerel uit één stuk was? Dat kon hij toch ruiken? Fuck alle formaliteiten, toch? "Desnoods," zo zei ik nog, "Kom ik zo goed als gratis voor u werken, okay?"
    Die kleine man, Gosseen heette hij, moest bijna lachen van het schrikken. Hij keek vijftien kanten tegelijk uit, schonk zich iets in, krabde zich door zijn gezicht en sprak dan voorzichtig maar duidelijk:"Goed dan, meneer Somers. We zullen het bekijken. Geef je nummer aan die dame ginder, zij zal je nog bellen."
    Zo ging ik maar weer, niet wetend of ik iets bereikt had of niet. Ik dronk iets in Het Quadrivium, mijn stamcafé destijds. Zelfs bleef ik er een paar dagen lang rondhangen, ik vertrouwde mijzelf niet meer als ik alleen was. Alleen af en toe liep ik mijn atelier in om mijn antwoordapparaat te checken - doch vergeefs, er gebeurde niks, zelfs Sint-Ambrosius belde mij niet. Op de duur nam ik dan maar opnieuw zelf contact met ze op. Da's iets waar ik nooit aan heb kunnen wennen; als iemand je zegt:"Wij bellen je nog,"- waarom mag je er dan zelfs bijna van uitgaan dat ze je niét zullen bellen? Ik snap dat niet.
     "Okay," zei de dame aan de lijn. "Kom maar op gesprek, volgende week dinsdag."
    Opnieuw op gesprek zodus...
    Goed, een restaurant van dat kaliber gaat niet over één nacht ijs. 
    Die dinsdag werd uiteindelijk dan toch, tenslotte en/of kortom, doordat het leven weinig meer is dan een soort horizontale val, bedisseld dat ik voor 18.000 frank per maand aan de slag kon. Méér dan fulltime - in feite was dit een contract met de duivel, maar dat wist ik toen nog niet. Ik vond het wel grappig dat er iets gebeurde,- dat ik, zo absurd vlug effenaf, zo meteen en zonder omwegen, op de belangrijkste plek binnen de branche was binnengeraakt. Sommige koks zouden hier zelfs na tien jaar voorbereidend werk nog stééds niet hebben durven aankloppen.
    De chefkok die mij cadeau kreeg voor zijn verjaardag, was de in het milieu zeer befaamde heer Bert Verschueren. Gelukkig was deze man iemand die behoorlijk boeddhistisch door het leven ging, en dus niet meteen van plan was om, door mijn toedoen persoonlijk, een hartaanval op te lopen. Nog voor ik goed en wel in zijn druk dampende, kleine koninkrijk naar binnen was gekomen, had die hij reeds in de mot dat ik van Uranus kwam, weinig minder. Tegenwoordig, in het jaar 2011, worden restaurantkeukens op hun wenken bediend door toeleveranciers; Neuze Neuze was zo geweldig omdat hier de chefkok iedere dag opnieuw, op de vroegmarkt te Brussel, zijn waren zélf ging keuren, in eigen persoon, zodat hij er zeer precies weet van had, wat hij in zijn kuip kreeg. Het vroege uur toen ik in die sissende, maar pas geboende keuken van Neuze Neuze mijn entree deed, was er juist een camion binnengekomen - ik wist niet wat ik zag, ik wist niet waar ik het had. De meest extatische gewaarwording die mij ooit overkwam. Alles tuimelde daar binnen; krabben, tarbotten, groentesoorten waarvan ik het bestaan niet bevroedde, fruit dat ik nog nooit had gezien; kowina's, dwergabrikozen. Om zo, als verdwaasde jonge lulhannes, geheel die natuur in die keuken gedumpt te zien worden, die kleuren, die vormen - dit was goddelijk, ronduit. Dit was hard-core opvoeding.
    De chefkok zag dat ik duizelde.
    Hij reikte mij een mes aan en beval mij kortweg:"Al deze prei hier snijden. En daarna in die frigo daar inladen."
    En dat was alles.
    Prei snijden, prei snijden, en tussendoor nog meer prei snijden - en niks anders.
    Ja, intussen wel ook naarstig uit mijn doppen kijken. Plotseling en opeens zat ik in het hartje van een motorische keuken, bijna kloosterachtig zo geconcentreerd. Aldoor zag ik iedereen bezig. Drie of vier stageaires - jonge kereltjes, échte snotneuzen - maar ze kenden meer van het klappen van de zweep dan ondergetekende. En verder renden de chef en de souschef hier onafgebroken heen en weer. Vooral wanneer die twee elkaar iets toeriepen, spitste ik mijn oren. Ook mijn ogen hield ik op ze gericht. Ik hield in de gaten hoe die Bert bijvoorbeeld een vis aanpakte. Zijn trefzekere snijbewegingen om dat beest te fileren, de edele routine waarmee hij de graten in één pot wierp, om er bouillon uit te trekken, en andere ingrediënten weer in andere potten of pannen - alles aan zo'n vis diende érgens voor.

parlando van een meesterkok - neuze neuze, vervolg











4.
Oneindig langdurig prei en/of groenten staan snijden, is uiteraard de meest perfecte eerste leerschool voor mensen met culinaire ambities. Prei snijden alleen al is een wereld op zich, in principe kom je daar een leven lang mee toe. Zoals de Engelse dichter William Blake het reeds stelde: de wereld zien - in een zandkorrel. Zonder overdrijven: hoeveel manieren zijn er niet om prei te bewerken? Er ligt een universum van verschil tussen smalle, dunne, schuins gesneden preislierten en hoekige preiblokjes. De eerste soort is ideaal om onder een vis te voorzien, de tweede, dik gesneden soort zou de smaak van die vis ongewenst domineren. Maar de tweede soort is dan wer aangewezen voor soep, die immers langdurig op het vuur moet staan. Dunne prei zou door het gedurige kookproces zijn smaak verliezen - de smaak zou daaraan, zoals men dat uitdrukt, "kapotgaan", nogal wiedes.
    Dat snijden is bij uitstek een Japans ding. Japanners zijn de echte sabeltrekkers. Om een sushimeester te worden, moet je eerst jaren- en jarenlang alleen maar prei leren snijden.
    Hoe dan ook, Bert Verschueren, de chefkok ter plaatse, kon van mijn aanhoudende gesukkel natuurlijk alleen maar een punthoofd krijgen. Op zich was het al een krankzinnig gegeven, ja eigenlijk, dat niet hijzelf, maar wel de eigenaar mijn lukrake sollicitatie had afgenomen. Zoiets zou vandaag niet meer kunnen, vandaag heeft de chefkok meer macht dan toen. Twintig jaar terug, in de vroege jaren negentig, zag de conjunctuur van de culinaire markt er helemaal anders uit. De eethuizen stonden sterk. Het werd minder uitdrukkelijk verkondigd hoe de chefkok heette, wat diens opvattingen waren of waar hij vandaan kwam. Het ganse cliënteel stond overeind of zakte in, zuiver afhankelijk van de reputatie van het huis. Zodat de chefkok zich eerder gedeisd hield. Hij begreep hoe gauw hij zou kunnen worden vervangen. Andere kandidaten stonden elkaar te verdringen voor zijn plekje. Maar net zo goed maakte Bert nu dus zijn rekensom: voor de prijs van mijzelf én die van drie- of viertal ambulante interim- en stagewerkers, vermocht hij zich één vaste, professionele kracht aan te werven. Die keuze was rap gemaakt. De zaken draaiden op volle toeren, iedere verloren minuut was een ramp.
    Op een dag sprak hij me hierover aan. Namelijk bij het eten, in het restaurant van Neuze Neuze zelf. Een van de opleidingsrituelen bestond eruit dat de keukenarbeiders ook zelf te eten kregen wat hier bereid werd. Zo konden we ook zelf ervaren wat we de mensen eigenlijk voorschotelden. Deze maaltijd, voor onszelf, moest dan telkens door een van de personeelsleden bereid worden. Waardoor je tevens, overigens, je zuur verdiende middagpauze verkwanseld zag. "Daar en daar zijn je ingrediënten - begin er maar aan."
    Een bolwerk van stress. De chef keek op je vingers terwijl je aan de slag was. En je maten in de keuken gingen ook hun oordeel vellen. Als je dit verknoeide, kon je het voor een lange tijd vergeten, dan werd je uitgelachen terwijl je er bij stond.
    "Wie ben je nu eigenlijk?" Zo zei Bert. "Hoe kan dit nu eigenlijk? Waar kom je vandaan en wat verbeeld jij je wel?"
    "Ik doe wat ik kan."
    "Je doet wat je kan - wat koop ik daarvoor?? Zie je dan niet hoe érg het is?? Wat kan ik met jou aanvangen, kerel?? Ik snap hier niks van, ik kon evengoed een bloemist hebben aangeworven!"
    Maar eindelijk zag ik de kans schoon, hem uit te leggen wat er gaande was - waarom ik, als het ware, geblinddoekt dit ravijn was in gesprongen - doch bereid om tot het uiterste te gaan. "Ik ben hier omdat ik geen keuze heb."
    "Mij best..."
    "Ik zit, in mijn leven, met alles muurvast. Ik moét en zal het maken in de culinaire wereld. Het moét, snappie!"
    "Ik moet jou eruitgooien," zei Bert onverdroten. "Ik heb meer last met jou dan hulp, dat zie je toch zelf? Dat begrijp je zelf toch ook wel?"
    "Maar," zo zei ik met enige doortastendheid, "Je waardeert mijn dressings."
   "Je dressings??"
   "Je waardeert mijn dressings."
   Dat gaf hij toe - jawel. Soms was het té druk in de zaak, dan moest het vlug gaan en had hij zelf de tijd niet om al te geraffineerd te staan omzien naar de manier waarop de schotels uiterlijk werden geschikt. Op die momenten viel het wel eens voor dat ik, in de gauwte, zijn wat overhaaste dressings stoutmoedig naar mijn hand zette. Dan legde ik de pepers meer naar buiten of stak ik deze of gene spreispriet verticaal in de sla. Geen enkele chefkok zou zoiets hebben kunnen verdragen, zeker niet van een nieuwkomer. Dat hij het toch liet gebeuren, wilde met zekerheid zeggen dat hij die vaardigheid van mij erkende. Wat geen wonder was, ik had een grafische opleiding achter de rug.
    Twee bellen cognac later werd overeengekomen dat hij de krakkemikkige situatie nog een week of twee of drie zou aanzien, maar niet voor altijd. Spoedig zou hij een besluit moeten nemen. "Dus," zo sprak hij onheilspellend, "Mocht je intussen elders een aanbieding krijgen - voor mijn part, desnoods, in een papierfabriek, aarzel dan niet, okay?"
    Thuisgekomen, flink beneveld en uitgeput, liet ik mij plat op mijn buik op het bed vallen. Dit gesprek had mij opnieuw door elkaar geschud, mijn ganse zelfvertrouwen ging aan het wankelen. Ik hield mij steeds kranig, maar wanneer ik zo moe was zoals nu, werd het mij wel eens teveel allemaal. Waar ging ik naartoe, wat moest er nu toch van komen?

parlando van een meesterkok - neuze neuze, voorlopig einde












5.
Terwijl ik hiermee bezig ben, tekent er zich toch, gans vanzelf, enige zekerheid af wat betreft de chronologie van mijn geschiedenis: dit moet in het jaar 1996 zijn geweest, al het voorgaande; en intussen was het augustus geworden, wat wil zeggen dat ik toch een goed halfjaar in Neuze Neuze in de weer moet zijn geweest. Toen, op een warme, drukke, maar ook bedrukkende zomerdag, nam Bert mij in het midden van onze bedrijvigheden plotseling apart. Ik herinner mij nog dat we op dat ogenblik bezig waren een schotel te bereiden voor Hugo Schilz en zijn vrienden. Dat soort klanten bevolkte ons huis, daarvoor waren we in het getouw.
    "Erik," zei Bert. "Ik heb je uitgestaan zolang ik kon. Het gaat écht niet meer, ik krijg dit gewoon niet rond - toch niet op deze manier. Je loopt overal tegen, je weet nergens iéts van. Zeg nu zelf."
    "Je gooit mij op straat?" vroeg ik gelaten. Ik wilde hem ook geen strobreed in de weg leggen, dat zou geen zin hebben.
    "Niet echt," ging hij voort. "Maar," sprak hij, "Ik heb iets opgevangen over een kookcursus die wordt georganiseerd door de VDAB. Meestal is zijn zulke cursussen knudde, maar," ging hij voort, "Deze keer verneem ik uit betrouwbare bron dat die cursus wel degelijk deugt."
    "Ik moet les gaan volgen van jou?"
    "Absoluut, Erik Somers. Ga daar, op die VDAB-cursus, in de leer. Leer de hele stiel, van onderen tot boven, en kom daarna pas terug - maar zeker niet eerder, okay?"
    "Je bedoelt dat je mij daarna met zekerheid weer aanneemt?"
    "Op mijn woord. Als je die hele cursus afwerkt."
    Hier moest ik het mee doen. Mensen beloven je het ene, maar stoven je het andere; maar mijn voorgevoelens zeiden me dat Bert, anders dan zovele anderen, een man van zijn woord was.
    Dus ik had een vooruitzicht. Die cursus gaan volgen, en daarna meer bestendig aan het werk mogen in een van de meest gerenommeerde huizen van onze natie. Hier kon ik mee leven...

weekendbunnie











myn oomzegster eline aerts
komt voorby aan het restaurant op het kerkplein




smiddags kwam philip goldface langs
die aanstonds met al myn petekinderen
met de wagen naar venetië is vertrokken
voor drie weken


savonds had ik de geniale bent van looy nog eens op bezoek, wat érg lang geleden was...

hier is hy bezig de wenkbrauwen van pierre lasson te repareren...



zaterdag 31 juli vertrek ik om twaalf uur smiddags voor een paar dagen naar durbuy...

hopelyk kan ik daar online, want ik heb tegenwoordig, vreemd genoeg, iétsje meer blogbezoekers dan gewoonlyk...


vrijdag 30 juli 2010






vandaag voor het eerst ook in belgië gezien: windmolens op kernenergie...

press





ik sta in De Antwerpenaar sinds vandaag,
een lenig interview door dominique piedfort...

de dingen


zoals ludwig II zich alsmaar meer terugtrok in zyn onderaardse venusgrot, op zyn gondel tussen onwerkelyke zwanendriften, zo verschans ikzelf my in villa vitalski; als vlug oud geworden belofte, als professioneel schertsfiguur, is dit hier myn enige troost nog: telkens op het uiteinde van myn krachten, nieve boeken, cd's en dvd's naar myn biotoop te mogen verslepen;
    ziehier een greep uit myn aanwinsten uit het verre london:

cave


een schitterend uitgegeven box van zeven cd's van telkens een anderhalf uur: nick cave die integraal "the death of bunny munro" inleest, schaars maar erg effectvol van soundscape voorzien door (mede door althans) warren ellis...

in belgië heb ik die box nooit gezien, daar moet je toch voor over het kanaal...

dickens 1





nicholas nickleby verfilmd...

daar heb ik al twee versies van, maar die zyn onaanschouwbaar verouderd...
deze is vinnig... de scènes waarin smike slaag krygt van zyn mentor, meteen vandaag al bekeken...

opium





thomas de quinceys mémoires betreffende de lake poets...

interessante inleiding, in de trein reeds geconsumeerd...

ik wist niet dat de quincey bevriend was met wordsworth...

dickens 2







een pot inkt uit het reservoir van dickens...

noteer links een topstuk uit myn collectie; een porseleinen ei met daarop arthur rimbaud...

ham





een zoveelst, mooi gemaakt fanzinetje rond bukowski...
inclusief een cd met door hem ingesproken gedichten...

in december ben ik ergens in een boekhandel gevraagd iets te doen rond bukowski, tezamen met manu bruynseraede

dvd







een dvd over allen jones...
ik ben benieuwd...
zyn grootste verdienste is dat hy mooie vrouwen kan ombouwen tot nog mooiere meubelstukken...

t.s. eliot


een achthonderd pagina's tellende brievenverzameling van t.s. eliot;

het belachelyke is dat er dan "volume two" onder staat - dit hier beslaat enkel 1923-1925.

de kans dat je dit uitleest, is klein, maar je moet af en toe boeken als deze in huis halen ook...
Wat Ik Verder Nog Deed Vandaag

die lezing over elsschot voorbereid (hoofdmoot)
eerder op de dag een gps wezen halen...
en een vaatwasmachine voor luv...
langs istvan geweest voor een cd die hy nog had...
via de post een cadeau gekregen van marsraker...
vegetarisch wezen eten in de zürich...
daar op de kaaien eigenhandig onze wagen ergens geparkeerd...
ik wil toch een porsche...

donderdag 29 juli 2010






savons wezen bowlen met nevine en ernst löw

ernst was in een byna griezelige, faustiaanse topvorm; hy gooide àldoor strikes; hier staat zyn teller op 207...

hy zei:"dit is een goede gelegenheid voor my om te leren omgaan met succes..."

prince ology




een toffe manier om aan niet-prince-kenners te tonen hoe de prince-mania werkt; van de zeer intieme aftershow die ik vorige week bywoonde in parys, is er sinds gisteren reeds een driedubbele bootleg-cd verschenen, klankkwaliteit naar het schynt tamelyk optimaal (een mono-opname, die door een specialist naar stereo is omgebouwd); nu is het dan de kunst die bootleg in handen te krygen - maar intussen zyn we weêr drie concerten én twee aftershows verder...


kenners die de tracklist waarnemen, zullen dan weêr knarsetandend moeten bevestigen dat ik effectief een unieke soirée meêmaakte...

woensdag 28 juli 2010

donderdagbunnie











myn ma, 
geflankeerd door myn pa








de voorbye zaterdag, tussen parys en londen, aldus by myn ouders langsgeweest, die leven als god in frankryk in vosselaar...
daar zo zie je de wagen waar ik meê ryd...












groenten en fruit uit hoogstraten - ook aan de overkant van het kanaal!!

london shopping










live in de prachtige conan doyle-shop...
middenin een lichtkoepel, beneden een mozaiekvloer... 

tate galery

alles op zes vierkante meters by elkaar; joseph beuys, francis bacon, marcel duchamp...





uitzicht vanaf het balkon van tate.

in die saint-paul-kathedral is volgens luv lady diana met prince charles getrouwd...


london = musical; maar de enige musical die ik aankan, is grease...

die gasten hebben namelyk geluk dat de liedjes van grease simpelweg erg mooi zyn. al is die typisch musical-achtige, overdrive manier van zingen niet teder genoeg voor een échte "hopelessly devoted", my dunkt...
    ook kryg je compassie met die acteurs als je bedenkt dat ze daar al vyftien jaar lang zes keer per week moeten klaarstaan... dan denk ik aan myn eigen tyd by de zwarte komedie, acht màànden hetzelfde stuk. "het verschil tussen jou in de zwarte komedie en grease," zei luv, "is dat by grease hier, de zaal avond na avond nokvol zit. zelfs op een maandag"; ja - maar zou dat na zes jaar nog veel verschil maken?
    regisseur alan arkush heeft gelyk, tenslotte: grease is een bourgeois rip-off van rock&roll highschool!!








iedereen zal je zeggen dat je de underground moet nemen, maar ik zeg: neem zoveel mogelyk taxi's, damn!

charles dickens museum


het charles dickens-museum. na het rimbaud-museum in charleville en het strindberg-museum in stockholm een ideaal bedevaartsoord... hier op de photo zie je een stukje van de allergrootste dickens-bibliotheek ter wereld...
   die man leidde hét leven waar iéder klassiek schryver van droomt; thuis met een pyp in je bef en met je pantoffels by de stoof, personages en intriges verzinnen naar goeddunken, terwyl daarbuiten in de sneeuw de massa gewoon niet kan wachten tot je nieve aflevering gereed is... ik geloof echter dat dit nu, ten laatste sinds de uitvinding van het internet, niet meer bestaat, toch zeker niet op die manier... 





dickens' wynkelder...

dickens' aap




deze porceleinen aap moest steeds op dickens zyn schryftafel staan, of hy kon niet werken...
weshalve heb ik er nu ook zelf een halfuur lang aandachtig naar staan kyken, aanvoelende er ook zelf kracht aan te vermogen te ontlenen...

dinsdag 27 juli 2010

tweede brief uit london


het bericht van gisteren was uiteraard grotendeels boutadisch bedoeld, vooral die barbaarse eindfrase, "ik wou dat ik terug thuis was," die was bedoeld om in het byzonder londen-fanaten op stang te jagen... we hebben ons hier zeer zeker goed geamuseerd, en vooral mag ik niet zeggen dat engelsen dieven zyn. vandaag deden we het charles dickensmuseum etc,- morgen zal ik de photo's uploaden.
    maar ik was en ben dus nog steeds erg onuitgeslapen, wat effectief niet ideaal is voor een stadsreis... al zyn luv en ik inmiddels een goeie vier jaar tezamen, we zyn het absoluut niet gewoon om een ganse nacht lang in één bed by mekaar te liggen, laat staan in een twyfelaar in een te warme kamer (in myn eigen huis staan er drie dubbelbedden, twee boven en één beneden, plus daar is er ook overal een ventilator...) je zou zeggen: neem dan nog een kamer by, daar in het regency hotel, paddington street,- de voorbye maanden ben ik echter behoorlyk spilziek geweest, ik moet myn spenderingen afremmen of ik geraak de zomer niet door (wel is die spilzucht erg goed voor myn bibliotheek!)
    daarjuist, by het vallen van de avond, in een van die cinema's aan trafalgar die biopic over gainsbourg gaan zien, 'vie héroïque'... heel goed, maar niet heel héél goed... die film wél, vind ik, had iets méér moeten kosten - meer glamour, meer nachtclubs, meer zwaartekracht... maar de casting is wel echt geniaal...

brief uit london


door de gentse feesten en door die onverwachte trip naar parys en wat daar nog op volgde, had ik vier nachten op ry maar drie à vier uur geslapen, zodat ik gisteren, zondag, uiteindelyk dodelyk vermoeid in het land der omgekeerde bolhoeden arriveerde. dit uitte zich in een acute weêrzin tegen alles; de oneindige reclameborden, de dreinende autobussen, de thames waar je nergens op een bankje kan zitten. in een indisch restaurant op picadilly circus werd ik door een kellner zo onvriendelyk bejegend dat ik meteen terug naar huis wou, de volgende morgend met de eerste de beste thalys terug. wat was ik hier ook verloren? wie wil er nu een "toeristje" zyn? je loopt je bekkens van onder je rug en langs alle kanten worden de ponden uit je uitgeklopt. want, dat weet iedereen, engelsen zyn dieven.
    vandaag draaide het wel enigszins om. al slaat de hotelkamer op niets, een heuse pynbank. bakerstreet lag er wel zonnig by, en in de tate galery is het wel tof om van bueys naar bacon te wandelen. zonet ben ik naar grease, de musical, gaan zien. en intussen gaat de hele tyd myn gsm af voor nieve opdrachten in het thuisland.
    toch was ik wellicht beter de natuur ingetrokken, dan naar deze stad afgezakt, omdat ik zo'n druk jaar achter de rug heb... ik wou dat ik thuis was...

zondag 25 juli 2010

zaterdag 24 juli 2010

weekendbunnie




flexy leksi
live in hotel jarretelle






gisteren naar de white cat werd ik gechaperonneerd door meta-vitalski-blogger kieslovski








ook styn draaide er...






ook kwam ik ineens te weten
wie me eêrgisteren op de valreep had
weten te verwittigen ivm die
prince-gig in parys;
tamara van www.itaintover.org











verder was erg veel erg jong volk...









morgenochtend vertrek ik met luv voor een paar daagjes naar london, "op reis", zoals dat heet

vrijdag 23 juli 2010

een zeer vreemde dag


een gekke dag, al begon hy gewoon; om te bekomen van "hotel jarretelle" tot twaalf uur in bed liggen lezen in een stripverhaal van robbedoes en in dat boek over de kruistochten;
daarna op het eilandje geïnterviewd door ilse de wever en haar photograaf (zie photo) voor gazet van antwerpen, naar aanleiding van de opening van de jolly joker binnenkort;
met luv gegeten in "via via" aan het conscsienceplein; met stilvallen en opstaan oefenen autoryden, et cetera