de kronieken
van de knekelman
feuilleton in 10 afleveringen
door don vitalski
5.
de kleine niels duwde my voort tot aan een zoveelste, aardeduistere spelonk vlak voor ons; een stenen doorweg, die my ontelbare vingerdikten te smal geleek om zelfs maar met je schedel voor een gedeelte door te geraken. maar die jongen duwde my op heel erg vreemde manier in myn rug - heel even dacht ik nog:"nu zit ik vast - voor altyd! dit is - het einde!" maar toen zag ik dat we, eerst ikzelf en daarna die jongen, waren terecht gekomen in een corridor die wel zeer smal was, maar waar je toch langs kon zonder je zyden te hoeven te schuren, en zelfs gemakkelyk hoog genoeg was om er helemaal in overeind te komen; we konden dus gewoon "wandelden", hierbinnen - zéér vreemd.
"ik snap hier niks van," zei ik eerlyk. "wat zyn dit voor gangen? ik al die oneindige dagen die ik nu al heb doorgebracht in de bubbels, ben ik nooit eêr op zo'n gangen als deze mogen uitkomen. myn god!"
"ik zei het al," sprak de kleine niels helemaal monter. "ik ben opgevoed in het labyrint. op myn derde levensjaar kon ik al, zonder de hulp, van m'n pa in dat labyrint worden achtergelaten - om er dan vanzelf weêr uit te komen, eerst met berekeningen, wat later door alleen maar m'n gevoelens te volgen. en - echt waar: vergeleken by het labyrint, zyn deze bubbels eenvoudigweg kinderspel."
door de manier waarop 'ie dit vertelde, begon er diep in myn hart opeens een intense vorm van hoop te bloesemen - ik durfde dit gewoonweg niet uit te denken, maar zoals die kleine niels nu babbelde, wekten-'ie, vond ik, de stellige indruk (of was dit een wensdroom), dat hy deze bubbels gewoon kon in- en weêr uitlopen - en dat hy me dus, kortom, als met een handommedraai uit deze nachtmerrie weten te verlossen. ik durfde zoiets niet op de man af te vragen - er was aan die vraag iets obsceens, gewoon doordat ze eigenlyk téveel zou hebben geïmpliceerd. ik kon alleen maar knikken, ja zeggen, en die kleine stierenkop verder volgen.
hy was érg snel ter pas - hoezer 'ie zich ook op zyn gemak wist in deze omgving op zich, voor het spook dat hem op de hielen zat,- de brigadiers, de kapiteins, de dalmatiërs -, was 'ie beducht. hy sprak aldoor:"hierlangs!" en dan weêr:"vlug! langs hier!"
er kwam geen eind aan deze corridors. dus geleidelyk aan geraakte myn vraag wel beantwoord - maar dan zuiver en alleen door deze praktyk; deze tamelyk brede, oker gekleurde, twee meters hoog overdekte loopgangen - die waren al geen deel meer van die "bubbels"; met de kleine niels waren we daar, ongemerkt zelfs, reeds vandaan gevlucht. we bevonden ons al, leed geen twyfel, hals over kop en met lyf en leên, in dat vermelde labyrint.
"nog één uurtje zo doorlopen," zei de kleine niels haastig, en die vinden ons nooit meer. plus," sprak die nog, "ze geraken ook zelf nooit meer buiten, haha!"
overnieuw betrof dit van die jongen een uitroep, waarvan de consequenties onoverzienbaar. met als een gevolg, dat ik het maar uitstelde om myzelf zelfs maar de vraag voor te leggen - wat hy met die woorden nu heel juist kon hebben bedoeld. maar in myn hart, alweêr, wist ik het toch: hy was er in zyn ene jonge eentje wellicht in geslaagd, voor eens en voor altyd te hebben afgerekend: met de vliegende brigade. misschien niet met dat gehele bataljon - maar een afdeling ervan. god wéét iemand van de kapiteins, god wéét kapitein kaaiman of kapitein weêrwolf of commissaris pondi. dit was een knauw voor het klapstoeltjescommando - dit was een trap tegen satan zyn kont.
"geraak my nu zeker," sprak de kleine niels, "geraak my nu zeker geen halve minuut uit het oog!!..."
WORDT VERVOLGD
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
reageer hier en nu