woensdag 23 april 2008

de geur van nat haar IV - de fetisj I.7.

(deze roman is fictie, de 'vitalski' in dit proza ben ik zeker niet zelf.)




DE FETISJ - aflevering I.7.

wat voorafging: vitalski ligt met een blaasontsteking te zieltogen ergens in een villa in sint-idesbald. eindelyk verschynt daar nu de huisdokter...


7.
Die Huisdokter bleek iemand die ik nog kende uit een vorig leven; Dokter Welpers uit Krakau. Een zeer vriendelijk personage, dat zeker. Al keek hij me nooit rechtstreeks aan, zijn ogen zochten half vinnig, half schichtig langs me heen, onafgebroken. Alsof er juist achter mij misschien een schilderwerk of iets dergelijks hing, hetwelk hem nu fascineerde.
Eens ik hem toegaf, tenminste de voorbije week, de voorbije maand lang, sinds nieuwjaar feitelijk, met foute stuff te hebben zitten knoeien, -“Normaal gezien doe ik zoiets nooit…”-, glimlachte hij een beetje verdrietig. “Echt,” zo zei ik, “Ik begrijp zelf niet waarom het toch is gebeurd. Vergeef mij, Dokter. Zo ongebruikelijk…” Aldus stamelde ik, als ging ik te biecht bij een Vader-Pastoor.
Al gaf ik hem enkel het gebruik toe van die cocaïne van De Caramel. Het woordje ‘speed’ op zich reeds te verderfelijk, veel meer wraakroepend dan bijvoorbeeld coke, toch zeker voor een katholiek practicus...
Ik moest uit de kleren, - dat wilde zeggen: die handdoek moest naar omlaag. En zo kon ik, op doktersbevel, op handen en voeten de sofa bestijgen. Met een ijzeren staaf van een soort van elektriciteit voorzien, ging die klootzak die hij was, door mijn zere reet - als op bestelling. Het kon zijn dat er aan mijn prostaat iets mankeerde. Al was het daar in regel nog flink wat jaren te vroeg voor. Je wist echter nooit…
Hij pakte zijn boeltje weer bij elkander en sprak:“Ge zult naar de Spoed moeten. Er zijn twee ziekenhuizen die ik u persoonlijk wil aanbevelen.” Dan sprak hij met een onzeker lachje:“Die anderen mogen wel weer binnen, geloof ik…”
“Dokter, alstublieft… Zou u me voor onderweg een fatsoenlijke pijnstiller kunnen bezorgen? Ik heb nog nooit zoveel pijn gehad… Onderweg naar hier is het al begonnen - nu nog te moeten rijden… Nu nog te moeten hobbelen…”
“Daar helpen geen pijnstillers tegen.”
Ik had nog nooit zoveel zeer gehad. Als ik niet binnen de vier minuten kon plassen, scheurde ik uit elkander - letterlijk.

Geen opmerkingen: