HOE ZIT DAT NU MET
HET VROUWENEILAND?
Een Interview Met Vitalski - Door Vickie Rosseel
Dinsdagavond, 26 juli 2011. We treffen
Vitalski ten huize van zijn eigen, waarachtige
striptekenstudio, te Antwerpen Noord, België.
Op straat is het rustig en warm, daarbinnen
gonst het als een bijenkorf en is het nog
warmer. Om de vijf minuten komt een tekenaar
onze conversatie doormidden hakken.
“Waar precies moet deze plaat?” “Wie heeft
dit getekend?” “Zijn er nog pagina’s met
voorgetekende kaders?”Problemen die Vitalski
met een kwinkslag weer oplost. Maar één enkele
keer roept hij uit in paniek:”O nee! Deze gehele
pagina hebben we vorige week al getekend!”
Ondertussen speelt er keiharde jazzmuziek, in
de tuin troepen rokers samen. Temidden van
deze drukte staat Vitalski ons bijna stoïcijns
te woord. Hij heeft dit interview dan ook zelf
besteld. “Dat kolossale stripverhaal, “Pierre
Lasson En Het Vrouweneiland”, dat we nu op
de markt brengen, kan vast een verklarende
inleiding gebruiken. Dus laten we maar
beginnen...”
Vitalski, je hebt deze graphic novel,
“Het Vrouweneiland”, niet alléén
gemaakt, maar wel met de hulp van een
tekenstudio, genaamd “Studio Vitalski”.
Wat moeten wij ons daarbij voorstellen?
Zoals je ziet: het is geen flauwekul. Deze
tekenstudio lééft. Omdat ik niet zonder kon.
Op een paar kleine, volstrekt onbelangrijke
publicaties na, is dit boek dat nu gaat
uitkomen, “Het Vrouweneiland”, mijn debuut
als stripmaker. Ik ben al mooi veertig jaar oud,
en wat voor zin heeft het om op je veertigste
nog te debuteren met een flinterdunne
bijkomstigheid? Dat was dus een van de weinige
dingen die ik op voorhand begreep: deze strip,
wat voor iets het ook wordt, moet een heel
erg dikke strip worden. Iets van driehonderd
bladzijden minstens. Het zijn er bijna
vierhonderd geworden. “Kilometers lopen”, zo
noemen ze dat in de stripwereld. En dat kon ik
niet klaarspelen in mijn eentje.
Dus daarom heb je de hulp ingeroepen
van een stel anderen: om die massale
kwantiteit alvast te bereiken...
Ik kende geen enkele tekenaar met genoeg
tijd, moed en/of energie voor zo’n fenomenale
onderneming. Een strip maken, is per definitie
arbeidsintensief, dus hoe maak je zo’n
uitgebreid epos? Op een stripworkshop van
mijn broer Serge, in Mekanik Stripwinkel, zag
ik een paar jonge kerels hun briljante potloden
verprutsen aan tamelijk hopeloze stukjes
scenario, en vanzelf begon het mij te dagen: als
ik nu tien tekenaars vindt die ieder dertig platen
voor rekening willen nemen, dan kom ik er ook.
Zelfs dacht ik er, op die manier, op een jaartje
tijd mee klaar te zijn, wat echter getuigt van
een misdadig optimisme. Vijf jaar van mijn leven
is eraan voorbijgegaan. Wel niet vijf jaar lang
iedere dag natuurlijk.
En ook niet telkens van negen uur ‘s
morgens tot vijf uur ‘s namiddags?
Dat niet - maar toch wel mooi van acht uur ‘s
avonds tot vier uur ‘s nachts. Dus écht wel hard
labeur!
Maar waarom heb je die strip toch niet
gewoon zelf getekend?
Helaas, het is bewezen dat ik het tekentalent
mankeer. In het begin heb ik ook wel zelf aan
deze strip mee getekend, voor het zuivere
plezier van die bezigheid; een muziekje op, de
ramen wijd open, en nergens meer aan denken.
Maar de tekenaars van Studio Vitalski zelf
hebben mij geleidelijk aan in feite weggelachen.
Af en toe liet ik ze, niet zonder trots, mijn
gedetailleerd uitgewerkte platen zien, maar
dan zeiden ze:”Zijn dat de kribbels voor een
nieuw stuk scenario?” Rond pagina 80 gaf ik
er de brui aan. Wel ben ik, van toen af aan,
meer intens beginnen te deejayen op onze
bijeenkomsten.
Hoeveel tekenaars hebben er uiteindelijk
meegewerkt aan dit boek?
Dat hebben we zonet eindelijk eens nageteld:
het zijn er, mijzelf dan toch meegerekend,
precies dertig! Dus een waarlijk komen en gaan
van gedreven vrijwilligers. Maar zeker niet de
eersten de besten!
Hoe leid je dat in goede banen? Voor
je het weet, heb je in plaats van een
tekenstudio een zelfverklaard speelhol
uit de grond gestampt.
Daar heb je gelijk in en daar waren we aldoor
beducht voor. Het geluk viel mij te beurt,
mij te mogen verlaten op een harde kern
van een drietal ronduit geniale tekenaars,
wiens engagement behoorlijk fanatiek was,
en die van het begin tot het einde bleven
meedraaien. Zonder hun vooraf gegarandeerde
aanwezigheid, durfde ik zelfs geen tekensessie
te organiseren. Doordat hun talent zo groot is,
ervoeren de andere tekenaars het vanzelf als
een leerrijke eer om aan hun zijde te komen
staan knutselen.
Wie zijn die drie tekenaars dan?
Dat gaat om te beginnen in gelijke mate over
mijn oudste broer, Serge Baeken, en over mijn
goede vriend en medefilosoof Bert Lezy. Als ik
hun werk zie, schiet ik vol. Aanvankelijk werkte
ook mijn jeugdvriendin Vickie Rosseel vaak mee,
maar die kreeg het te druk en scheen ook niet
tevreden met haar eigen resultaten. Toen zij
verdween, opgeslokt door ander werk, werd
haar essentiële plaats als vanzelfsprekend
ingenomen door Dimitri Sakelaropolus, alias
Jangojim. Deze drie rastekenaars, Serge, Bert
en Jango, vormen de hardcore van dit boek. Ze
maakten dat de studio bleef draaien, en verder
hielden ze nauwgezet in de gaten dat onze strip
visueel toch een béétje coherent zou blijven.
Dus een drietal harde wroeters, en
voorts een komen en gaan van losse
medewerkers?
Neen, tussen die kleine, harde kern van drie
tekenaars links, en die bende meer vrijblijvende
vrijwilligers rechts, onderscheiden we nog een
soort tussencategorie: tekenaars die ietsje
later pas aan boord kwamen, maar die vanaf
dan toch tamelijk hardnekkig bleven terugkeren
om tamelijk hard door te wroeten. De geniale
Tim Visual, die overigens de uitvinder is van
een eigen tekenmachine, de virtuoze Italiaan
Gianmaria Caschetto, de van de Urbanusstrips
gekende Steven De Rie. Ook Koen Boyden, Jim-
bar en Kenneth Cools kwamen erg vaak terug
en zetten hun beste beentje voor.
Maar de beroemdheden, zoals Brecht
Evens of Kim Duchateau, waren er minder
vaak?
Die zijn inderdaad maar een, twee of drie
keer langsgeweest. Maar hun bijdrage springt
natuurlijk erg in het oog. Omdat ze op zo’n
eigen, goed herkenbare tekenstijl bogen. Denk
ook bijvoorbeeld aan de platen van Kolchoz. Hij
was hier maar twee of drie keer, maar zijn werk
behoort tot het allerbeste van de verzameling
en het boek valt er telkens op open. Ik ben een
gelukkige bastaard!
Dat zal wel - want waarom, eigenlijk,
deden al die mensen mee? We nemen
aan dat ze er niet veel rijker van werden,
of toch?
Soms gaf ik iemand van die arbeiders wel eens
een bijzondere DVD cadeau, of een door Will
Eisner gesigneerde linografie, maar inderdaad:
we draaiden op idealisme. Een vriend van mij,
Frank Zorro, getroostte zich de moeite om voor
dit project subsidies aan te vragen bij Het Fonds
Der Letteren, maar zelf wist ik op voorhand
dat we nul op ons rekest zouden krijgen. Die
commissie wordt bestierd door tekenaars die,
mijns inziens, zelf totaal niet kunnen tekenen.
Maar oké, zo draait de wereld. Frank Zappa
zei het al: als je iets goed wil maken, verdien
je er niet alleen niets aan, maar kost het je
bovendien.
Dus alles bleef draaien, gewoon door de
zuivere wil om dat boek voor elkaar te
krijgen.
Absoluut waar. Plus, daarenboven, door het
plezier van het samenzijn op zich. Vergeleken bij
een muzikant of een basketballer of zelfs een
bankbediende, leidt de gemiddelde striptekenaar
een afgrijselijk eenzaam bestaan. Hij zit maar
wat aan te modderen in zijn verdomhoekje,
slechts af en toe krijgt hij, via mail, een
complimentje binnen, of anders zelfs een
aangetekend schrijven de deurwaarder. Vandaar
dus de ronduit vreugdevolle verademing voor
een tekenaar om de kans te krijgen, zij aan zij
te staan met een respectabel collega, teneinde
samen aan één en hetzelfde, onbeteugelde
avontuur te kunnen doorknutselen. Ze hoefden
niet wakker te liggen van het verhaal, ze konden
gewoon tekenen en tussendoor ook wel moppen
tappen. Je hebt er geen idee van hoeveel er hier
wordt afgelachen!
En jij daar dan van profiteren...
In zekere zin wel. Ik gaf die tekenaars gratis
pils en af en toe een bord spaghetti, ik
soigneer ze naar beste vermogen. Maar terwijl
ze lachten, schoof ik hen wel permanent
nieuwe, ledige bladzijden voor hun neus. En
echte babbelkousen, die meer babbelden
dan tekenden, die werden letterlijk op straat
gezet. Maar het meest waardevolle voor al die
mensen was hun ambiancerijke interactie. De
commentaren op elkaars werk, waardoor er
ook constant nieuwe ideeën aan het oppervlak
kwamen.
Het resultaat is alleszins verbijsterend,
jawel...
Het boek zelf... Ja, wat een ding...
Zowel het verhaal als de tekenstijl gaan
aldoor alle zeventien kanten van de
wereld tegelijk uit...
Geloof het of niet: behalve dat we er vijf jaar
lang mee bezig zijn geweest, is er aan dit
project ook twee jaar voorstudie voorafgegaan.
Ik kan dit verifiëren, omdat die voorstudie zelfs
gepubliceerd werd, door uitgeverij Kingkong,
in 2005:”Pierre Op Het Vrouweneiland”. Het
ontwerpen van de figuurtjes, het uitzoeken in
welke omgeving die figuurtjes het best tot hun
recht komen; dat heb ik allemaal uitgedokterd.
Maar desondanks: het scenario zelf is op
hetzelfde ogenblik ontstaan als het tekenwerk.
Dat moest wel, de inspiratie van die tekenaars
moest bij in het verhaal kunnen meespelen.
Soms stond ik echt koortsachtig aan nieuwe
teksten te zwoegen, terwijl een tekenaar of
twee er ongeduldig bij stond te wachten. Met
vaak lastige toestanden als gevolg. Inderhaast
gebeurde het wel eens dat ik twee tekenaars,
volstrekt per ongeluk uiteraard, dezelfde
tekstpagina meegaf. Wanneer de tweede
tekenaar mij dan zijn resultaat liet zien, durfde
ik hem niet eens op te biechten dat hij dubbel
werk had geleverd. In plaats daarvan probeerde
ik die platen dan toch nog te behouden, namelijk
door alleen de inhoud van de tekstballons te
veranderen. Haha...
Kon je dan niet, voor het scenario, met
meer orde te werk gaan?
Een schrijver is net zo eenzaam als een
tekenaar. Die mensen van Studio Vitalski
prikkelden mijn verbeelding. Zo kon ik de
teksten naar de tekenaars hun hand schrijven.
Geleidelijk aan werd duidelijk dat Bert Lezy,
bijvoorbeeld, erg goed was in zombie-achtige
toestanden, terwijl Serge Baeken dan weer
lyrisch werd bij scènes met veel jonge vrouwen,
die massaal door elkaar lopen. Tim Visual kon
dan weer beter als geen ander overweg met het
personage genaamd “Prins Miki”.
Dus vandààr dat jullie er algauw vijf
jaar zoet mee waren: aldoor van die
experimenten!...
God weet het: we hebben alle mogelijke
fouten gemaakt die een mens kan verzinnen.
Een massa tijd hebben we verloren met een
discussie over inkleuring. Mij leek het vrolijk
en commercieel interessant om de ganse
strip in fullcolour uit te brengen. Bert Lezy
was daar van meet af aan tegen, maar ik
drukte mijn plannen door, en zo werden er
mooi 240 bladzijden ingekleurd, behalve door
Bert en Serge goeddeels ook door mijn broer
Jeroen Baeken. Maar vreemd genoeg: het
stripboek boette daardoor in aan coherentie.
Het zwart-witte scheen, voor al die wisselende
tekenstijlen, een bindende factor. Dus toen
wilden we teruggrijpen naar zwart-wit, maar
toen bleken, intussen, de oorspronkelijke
pagina’s zoek te zijn geraakt. Met de computer
zijn al die ingekleurde bladzijden dan weer
ontkleurd moeten worden. Dat heeft alles bij
elkaar een jaar geduurd! Een paar keer hebben
we Jahwe gewoon gevraagd om te worden
neergebliksemd. Geleidelijk aan ontstond
de term “Lassonade”; het bezig zijn met de
verhalen van Pierre Lasson, zonder überhaupt
nog naar een voltooiing daarvan te durven te
verlangen.
Je bezigde daar de term “coherentie”.
De samenhang van deze graphic novel
staat inderdaad op losse schroeven,
mede doordat alle tekenaars
klaarblijkelijk hun eigen, aparte
tekenstijl hebben gehandhaafd... Iedere
bladzijde, bijwijlen ieder plaatje heeft
een andere signatuur...
Dat klopt, en dat is uiterst belangrijk ook: die
wisselende tekenstijlen! Studio Vitalski wil, om het
groot te zeggen, een soort postmoderne parodie
zijn op Studio Vandersteen, of op Studio Hergé,
of op de Toonder Studio’s of noem maar op. In
wezen zijn die studio’s geen heuse, artistieke
collectieven, veeleer zijn het mensonterende
fabrieken, waar de persoonlijkheid van alle
deelnemers systematisch onder de knoet wordt
gehouden. Amerikaanse studio’s zoals die van
Stan Lee zijn al ietsje milder: de medewerkers
krijgen daar tenminste de kans om hun eigen
specialiteiten naar voren te schuiven, plus:
vooraan in ieder verhaal krijgen ze de vermelding
en het krediet daarvoor. De handlangers van
Jef Nys of Mehro en consoorten zijn totaal
inwisselbaar, het zijn robots, die tekenaars
konden al net zo goed dood zijn. Dat in deze
strip, “Het Vrouweneiland”, al die vele, diametraal
aan elkaar verschillende stijlen onbeschaamd
tegen elkaar aan staan gedrukt, is voor mij
cruciaal. het is revolutionair! Ten eerste kan
je, bij het lezen van ons stripverhaal, lijfelijk
gewaarworden hoezeer de makers zich bij het
scheppingsproces geamuseerd hebben, hoe ze
zichzelf hebben kunnen zijn. Onze samenleving is
heden ten dage al fascistisch genoeg, ook zonder
die slavenstudio’s. Bovendien, wat zo mogelijk
nog meer van tel is: die wisselende stijlen, wat
ik je brom, die houden de lezer klaarwakker. In
eender welke stripwinkel kan je een vloedgolf
aan prachtige stripverhalen beetgrijpen; prachtig
getekend, prachtig uitgegeven, professioneel
doordacht; maar eenmaal je er wat in bladert,
geraak je toch teleurgesteld, namelijk doordat
de verrassing meteen wegebt. Heb je van een
bepaald stripboek één of twee of drie pagina’s
gezien, dan heb je ze feitelijk allemaal gezien.
Daarom zal de democratische methode van
Studio Vitalski een trend zetten. Vroeg of laat
zullen àlle studio’s zo werken. Schrijf dat maar
op.
Maar valt, door die veelheid aan stijlen,
het verhaal soms niet uit elkaar?
Ik dacht van niet. Dat is iets waar we nauwgezet
op toegezien hebben: het axioma dat de
personages door dik en dun herkenbaar
moesten blijven. Tekenaars die té hard uit de
bocht gingen, zuiver voor de vorm of omdat ze
niet nuchter waren of waarom dan ook, werden
steevast teruggefloten. Duidelijkheid bovenal, zo
luidde het criterium. En een béétje schoonheid
nastreven, in de klassieke zin van het woord,
moest ook kunnen. Al geef ik toe dat niet àlle
platen van eenzelfde virtuositeit getuigen.
Het spannende is dan weer dat het zwakkere
tekenwerk wordt opgetild en meegezogen
door het betere werk in de omgeving.
Proefondervindelijk kwamen we zelfs tot het
inzicht dat, hier en daar, dat ietsje “zwakkere”
werk juist nodig was, namelijk voor dat zeer
aangename gevoel van vrijheid. In de naam van
de expressiviteit.
De figuren zijn inderdaad wel erg
herkenbaar...
Dankjewel. Bij uitstek ben ik fier op de vorm van
het hoofdpersonage, Pierre Lasson zelf. Met die
bolle vormen in de onderkant van zijn kapsel, is
hij een parallel van Mickey Mouse, die immers
net zulke bollen heeft, maar dan vanboven op
zijn kop. Maar zelfs een baby herkent die vorm.
Dat is gestalt-psychologisch. Kinderen zijn dol
op Pierre Lasson.
Werkten er ook dames mee aan dit
verhaal?
Uiteraard. Nathalie de Cock, Anneke Caramin,
Katja Steenhoudt en Hannelore Van Dijck.
Per toeval is hun aandeel is niet erg groot,
maar als je een stripverhaal ambieert met als
onderwerp een vrouweneiland, zou het wel
droevig zijn als de makers daarvan alleen
maar een jongensclubje was. Sowieso zie je op
stripbeurzen, wat mij betreft, al teveel mannen
en al te weinig vrouwen. Al teveel in hun
puberteit gestagneerde, gefrustreerde jongetjes
heersen over het Rijk Van De Zevende Kunst.
Waarom gaat dit verhaal eigenlijk over
een vrouweiland?
We moesten een zeer universeel onderwerp
hebben, en een eiland waar alleen maar
vrouwen leven, prikkelt de verbeelding toch
wel, ook als je geen stripfanaat bent of wat dan
ook. Zelfs een heftruckchauffeur bij General
Motors kan zich er wat bij voorstellen. Het
opzet is trouwen niet uit de lucht gegrepen:
in de tijd van Columbus geloofden Westerse
zeevaarders daadwerkelijk in het bestaan
van zo’n vrouweneiland. In het logboek dat
Columbus zelf bijhield toen hij Amerika ontdekte,
kan je lezen dat hij er zelfs een paar dagen lang
warempel naar op zoek is geweest. In plaats
daarvan kwam hij op een eiland waar alleen
maar leguanen rondliepen - echtwaar!!
Het idee van een curieus eiland is in de
vertelkunst op zich al klassiek...
Dat klopt. Zo’n eiland is dan ook wel handig
voor een verhalenverteller. Je kan je personages
aan het reizen zetten, zoals Odysseus
of zoals Sint-Brandaan, naar wie in deze
graphic novel geregeld verwezen wordt. Het
is ook praktisch om je figuren in een aparte,
geïsoleerde omgeving te plaatsen, waar hun
grammatica vrijspel kan krijgen. En tenslotte
gaat zo’n vrouweneiland niet alleen maar over
je verbeelding. Toen de schrijver Jonathan
Swift zijn figuurtje Gulliver erop uit stuurde,
onder meer naar het eilland van de Lilliputters,
toen was dat voor hem een manier om kritiek
te formuleren op het Engeland van zijn tijd.
Met “Het Vrouweneiland” wil ik iets zeggen
over de menselijke existentie in het algemeen,
over angsten en beheptheden die typisch
menselijk zijn. Denk je van dit stripverhaal de
onnozele context weg, dan houd je hier en daar
verdomd literaire dialogen over, aangaande
schuldgevoelens, vadermoorden, amoureus
begeren, wraaklust, noem maar op. Al is het
verhaal in zijn geheel uiteraard vooral één
groteske troep flauwekul van de allerbovenste
plank!
En zo zag dus een gloednieuwe graphic
novel het daglicht, uniek in zijn soort.
De term “graphic novel” is uiteraard blasé.
Lijvige stripromans bestaan al vele decennia
lang, maar sinds kort moeten die dingen
opeens “graphic novels” heten. Die trend
willen we belachelijk maken. Deze strip is een
avonturenstrip. Maar met alle intelligente koppen
die eraan hebben meegewerkt, blijkt dit boek
tegelijkertijd een synthese te bieden van 100
jaar stripgeschiedenis. Er zitten verwijzingen
in naar Tardi, naar Frank Miller, naar Franquin.
Sommige scènes komen rechtstreeks uit het
boek “Kuifje In Tibet”. De piraten uit Asterix
komen hier ook voorbijgevaren - alleen: in
plaats van tegen de Galliërs, trekken ze ten
strijde tegen een perfide soort vakbondsleider.
Er zit ook behoorlijk wat Suske & Wiske in,
en noem maar op. Al gaat dit dieper dan een
parodie. Het zijn archetypes die opborrelen en
die het verhaal een labyrintische aard verlenen.
Zo ervaar ik het zelf. Fuck you als jij er anders
over denkt.
En de toekomst?
We zijn reeds aanzienlijk ver gevorderd
met een tweede stripverhaal. Binnen een
jaar of tien hoor je daar meer van!
STUDIO VITALSKI IS
KERNAUTEURS:
Serge Baeken (°Turnhout, 1967) is een
grafisch huurling met opdrachten voor Trends,
Humo, De Tijd. In 2008 reisde hij voor een
tekenreportage voor NRC-Handelsblad en Knack
naar China. In 2009 was Serge Baeken officieel
Stadstekenaar van Turnhout. Bij Uitgeverij Bries
verschenen van zijn hand de strips Zzz en The
No Stories, bij Houtekiet verscheen De Maagd
Van Antwerpen. Uitgeverij Extra brengt jaarlijks
een lijvige bundeling uit van zijn schets- en
tekenwerk: Prefab in 2009, Shuffle in 2010,
50/50 in 2011. Deed expo’s in La Rocca,
Mercator Gallery, Mekanik Strip, Lambiek,
et cetera.
Jangojim - alias Dimitri Sakelaropolus
(°Merksem, 1985) is een striptekenaar en
illustrator uit Antwerpen met Griekse roots.
Hij publiceerde kleurrijke, happy illustraties
in onder anderen Dwars, Vice Magazine,
Museumgigds KMSKA. Deed exposities in
Mekanik Stripwinkel, Bries Space, Dok Gent.
Maakte een tekenfilm voor Viewseeder Event,
Metropolis. Werd ook schuldig bevonden aan
diverse muurschilderingen.
Bert Lezy (°Lier, 1970) is graficus,
schilder, live performer en videoartiest.
Maakte illustraties voor onder meer De
Leeswolf, Luchtpost, Keen Magazine. Runt
tweewekelijks het ophefmakende programma
Blaastaal op Radio Centraal. Creëerde vele
muurschilderingen, onder andere in Café Het
Zeezicht en in Bar Nadar. Expo’s ondermeer:”Zo
Leven De Dieren” in CC Luchtbal, “Eigenlijk Wil
Ik De Jongeren Alleen Maar Opzwepen” in Huis
Campo, Battenbroek (Mechelen). Een staalkaart
vind je op www.bertlezy.be. Bert is vooral tegen
misplaatste ernst.
Vitalski (°Turnhout, 1971) is officieel de
Antwerpse Nachtburgemeester. Hij publiceerde
een tiental romans, een dichtbundel en reeksen
columns voor De Morgen, Klara, Gazet Van
Antwerpen e.a.. Sinds jaar en dag maakt hij
onze podia onveilig als charmezanger en meer
nog als cabaretier. In Nederland won Vitalski
de Johnny van Doornprijs voor “Beste Spoken
Word” van 2005. In 2010 verscheen zijn
ophefmakende autobiografie “Ik Slaap Als Een
Croissant.”
Koen Boyden (°Turnhout, 1975) is
voornamelijk actief via mixed media installaties.
Stelde onder andere tentoon op Ithaca in
Leuven, bij Van Blerck Galery in Antwerpen, bij
N. Docks and friends in MHKA te Antwerpen, bij
Het Groot Beschrijf in de Beursschouwburg te
Brussel, bij ARASTT in De Warande, Turnhout.
Soms schildert Koen Boyden met elektrische
gitaren.
Cianmaria Caschetto (°Milaan, 1980;
woont in België sinds 2006) was decor- en
kostuummaker voor Teatro dell’Elfo en Teatro
Libero te Brera, Lombardië. Vanaf 2005
is hij actief als illustrator voor gidsen en
schoolboeken voor uitgevers zoals Touring
Editore, Zanichelli, Averbode en De Boeck.
WEZENLIJKE AUTEURS:
Kenneth Cools (°Bonheiden, 1985) is
bio-ingenieur overdag, aan het Sint-Lucas
afgestudeerd graficus iedere nacht. Tekende
voor allerlei illustratiewerk en grafische
ontwerpen. Heeft mooie ogen, brede schouders
en stijlvolle T-shirts.
Jan-Bart Debruyne (°Gent, 1974) studeerde
desktop publishing, animatiefilm en grafische
vormgeving. Maakt kortfilms en animatiefilms
met de prijzende winnende Studio Van Schoor,
tekent voor Clint.be en Stad Antwerpen.
Verzamelt ook strips, platen en films.
Steven De Rie (°Amsterdam, 1968)
publiceerde onder meer in Weirdo’s en Wartaal
en, in 1994, bij Het Stripschap, “De Stille
getuige”. Maakte, voor diverse tijdschriften,
tal van cartoonreeksen, onder anderen De
Gazetmadam, Zeefdrukkers, Blind Date,
Poespoes, Sam en Moos. Een waaier van
illustraties voor T-shirts, affiches, spel-cd-roms
en websites. Vooral, sinds 1997, is Steven De
Rie werkzaam als assistent van Willy Linthout
voor de Urbanus-stripreeks en voor “Het
Jaar Van De Olifant”. Ondertussen heeft hij
meegewerkt aan zo’n zeventig albums.
Tim Visual (°Leuven, 1982), oprichter van
grafisch bureau “Indianen”, ontwerper van
ondermeer een heuse tekenmachine. Grafisch
werk voor Bronks, HETPALEIS, Afreux, Ars
Electronica et cetera. Exposeerde onder meer in
“Private Bits” te Kopenhagen en in “Salone Del
Mobile” in Milaan. Publiceerde in Private Bits,
IMAL, Add Magazine en zo voort
LEVERDEN EEN-, TWEE TOT DRIEMALIGE BIJDRAGEN:
Jeroen Baeken
Quinten Baeken
Sebastiaan Baillieux
Jens Claessens
Kevin Cuyt
Nathalie De Cock
Maarten De Saeger
Marijn Dionys
Kim Duchateau
Brecht Evens
Gilliom
Kolchoz
Maarten Otten
Martin Pepe
Rayman
Vickie Rosseels
Katja Steenhaut
Caryl Strzelecki
Yannick Val Gesto
Mathias van den Berghe
Hannelore Van Dijck
Anneke Caramin
3 opmerkingen:
is uw autobiografie niet in 2011 verschenen...?
is het niet Merho in plaats van Mehro?
okay!!
Een reactie posten