16.
'Ik heb inderdaad een tijdje op de ambassade gezeten, - in Caïro.' En alsof het niets uitmaakte: 'Maar och, dat is allemaal erg lang geleden!'
'Geweldig!' zei ik, heus benieuwd naar zijn indrukken.
'Wat versta jij onder: geweldig?' Het baasje bleef onbewogen voor zich uitkijken.
'Misschien denkt u dat ik overdrijf,' reageerde ik vinnig, 'maar ik kom uit een kansarm gezin. Ik ben nooit verder geraakt dan Saint-Quentin - u weet wel, dat stadje in Noord-Frankrijk, waar wekelijks de duiven worden gelost. En eigenlijk droom ik van verre reizen.'
'Zo was ik vroeger ook. Altijd lokte me het avontuur en de zucht naar nieuwe ontdekkingen. Maar ik bleef niet bij de pakken zitten, zoals jij. Ik ging voor een beroep waardoor ik de kans kreeg een aardig stukje van de wereld te zien. Zo heb ik drie jaar Timboektoe achter de rug, zeven jaar Kenia aan het Victoriameer, twaalf jaar Egypte.'
Bij het horen van al die namen leek het of ik een lichte duizeling gewaarwerd, zozeer overviel mij de dorst naar een leven dat ik niet kende, naar mogelijkheden die ik nooit zou uitproberen. Het was of een verre stem me riep. Terwijl ik maar een gewone timmerman was - door de liefde voor vrouw en kinderen verknocht aan een leven van kleinburgerlijke idealen, - ving ik een glimp op van wie ik had kunnen zijn als ik van jongs af de moed had opgebracht me tegen deze door mijn milieu opgedrongen levenswijze te verzetten. Door die golf van onmacht had ik even moeite om de op dreef gekomen gewezen diplomaat te volgen.
'Dan zou ik je Caïro ten zeerste aanbevelen. Weet jij iets af van de oudheid?'
'Weinig, ook al heb ik er ‘n enorme belangstelling voor, net zoals voor aardrijkskunde, geschiedenis, vreemde culturen. Dat is trouwens de reden waarom ik van alle programma’s op tv de voorkeur geef aan documentaires.'
'Ik ben er een half leven mee bezig geweest,' zei Vogel. 'Voor ik op mijn vijftigste in diplomatieke dienst ging, was ik de rechterhand van een vermaarde archeoloog. Samen hebben we bij onze opgravingen honderden - wat zeg ik? - duizenden vondsten gedaan.'
'Interessant!'
'Niet waar! Het is allemaal enkel stof. Dode stof! Begrijp me niet verkeerd. Destijds was ik in de wolken als ik iets had gevonden, - resten van aardewerk, of wapens of zo. Maar een mens verandert. Vandaag kan die ouwe rommel - want zo noem ik het - me in vergelijking met mijn nieuwste ontdekkingen geen barst meer schelen.'
Ik had de indruk dat de oude heer zijn mond had voorbijgepraat. Het liet geen twijfel dat die 'nieuwste ontdekkingen' vrouwen, misschien wel in het bijzonder Marie-Claire betroffen. Zo was ik er haast zeker van dat hij haar bij wijze van onderzoek naar haar seksueel gedrag, of misschien gewoon omdat hij geneigd was tot perversiteiten, voorstellen had gedaan die haar tegen de borst stuitten. Hierbij kon ik me moeiteloos inbeelden dat 'haar weldoener' er bij haar op aangedrongen had om - ik sla maar wat uit mijn nek - samen 'de liefde op zijn Egyptisch' te bedrijven.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten