zondag 2 april 2023

gast-auteur

Wat vooraf ging:

Als privédetective Joseph Reinhout zijn vrouw Isa­belle en zijn enige zoon Harold thuis moet achterla­ten om in Parijs een vermist meisje op te sporen, beschikt hij enkel over wat brieven, hem overhandigd door Jespers, zijn werkgever. De brieven leiden hem eerst naar het adres van haar correspondent, vervol­gens naar een verlaten huis in Louveciennes, even buiten Parijs. Hier ontmoet hij Justine die hem door haar voorkomen aan zijn eerste liefde herinnert. Door haar komt hij ook in contact met de even raad­selachtige als macabere dokter Lima.


26.

‘Dus geen spoor van Marijke?' begon Justi­ne wat vergoelijkend.

   ‘Ik heb de hele dag rondgehangen. Een hoop tijd en geld verspild. En op jou moet ik dus ook niet rekenen!’

   ‘Ik verzeker je dat ik niets onverlet zou laten om van die lastpost af te zijn!’ Haar lach kwam Joseph zo spontaan voor dat hij zijn twijfels omtrent haar oprechtheid ging zien als de vooroordelen van een kleinburgerlijk mannetje. Zijn eerste indruk dat hij een onbevangen type voor zich had, bleek juist. Die vaststelling maakte dat hij opnieuw in de greep kwam van een negatief zelfoordeel. Hij was een bange haas. Het brave knaapje aan de hand van zijn Mama op weg naar het circus, had zijn kansen verspild. Hij had de meisjes niet gekust, had nooit genoeg van zich afgebeten. En hij kwam altijd te laat! Zijn eerste liefde had haar voorkeur gege­ven aan een lefgozer.

   Haar lach was nog niet verstorven, of zij verraste hem met een tweede vergoe­lijking; alsof zij hem niet zonder een belangstellend woord­je als een hond weer door de nacht wilde jagen. ‘Ben jij dan héél alleen, hier in Parijs?’ Een ge­schikt begin voor een praatje.

   ‘Mijn vrouw heeft een hekel aan de grootstad. Misschien heeft ze gelijk.’ Er ging hem een licht op. Als hij deze jonge vrouw wilde strikken, zou hij, in plaats van zijn huwe­lijk te idealiseren, beter een web van mooie praatjes, leugens en bedrog weven. Hoewel het hem eerloos leek voor dit doel een vals beeld van zijn huwelijk op te hangen, ver­raste hij zich­zelf met een halve waar­heid: ‘De laatste tijd lig­gen wij veel in de clinch.’ Terwijl hij dit zei, voelde hij de verleiding haar lippen, die hem nog steeds met een stout lachje leken uit te dagen, voor de tweede keer te beroeren. Het werd hoogtijd dat hij Mama's handje losliet. Justine was geen spuug­bak. Het zou ongetwijfeld heerlijk zijn dat malse lijf tegen zich aan te voelen en daarmee tegelijk een punt te zetten achter die on­nozele braaf­heid van hem.

   ‘Ach ja, zo gaat dat!’ hoorde hij Justine. Daarna duurde het wachten zolang tot hij over het ademloze moment heen was en zijn verlangen als een kaartenhuis­je zag instorten. Hij verweet zich zijn gebrek aan durf. Hij was niet gek genoeg. Zijn nuchter verstand zette alles te netjes op een rij en daardoor moest hij zijn passie wel onecht, doorzich­tig en voor­spelbaar verklaren. Hij, met zijn tact, zijn smaak, zijn gevoeligheden, hij stond zich­zelf in de weg!

   Nadat Justine weer naar binnen gegaan was, bedacht Joseph zich en keerde op zijn stappen terug.

   Achter een rij populieren strekte een tennis­veld zich onder het maanlicht uit. Dichte struiken verhulden een betonnen hok waarin, tussen stapels brandhout, het huisvuil in plasticzakken werd weggemoffeld.

   Tegen het opgehan­gen doek ontdekte hij de schaduwbewegingen waarmee Jus­tine en het meisje de brancard uit de hoek pakten en neerzetten.


(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen: