donderdag 21 september 2023

GAST-AUTEUR


14. WORMPJES VAN TWIJFEL

Nadat hij Jespers zijn moeilijkheden met de recher­che had uitgelegd, passeerde Joseph langs Annemie’s kan­toortje. Het was zes uur en zij stond klaar om op te stappen. ‘Hier heb je drie adressen en evenveel telefoon­nummers van Swaens uit Haasdonk. Gebruik mijn toestel maar.’
   ‘Dank je! Ik voel die man thuis wel aan de tand!’
   Hij klopte opnieuw bij Jespers aan, stak het hoofd achter de deur. ‘Vind je het goed dat ik de zaak Brugmans nog wat uitstel? Ik vertrek meteen naar Haasdonk!’
   Daarop gebruikte hij Annemie’s telefoon om naar huis te bellen. Isabelle begreep zijn haast niet. ‘Kom eerst eten!’
   Eerder om haar tevreden te stellen dan omdat hij honger had, verscheen Joseph ­tijdig aan tafel. Zij roerde in de soep. ‘Je hebt de grasmaaier niet in het stalletje gereden.’
   ‘Er kwamen twee heren van de recherche. Ik was nog niet met het gazon klaar. De­tiège - die heb je al eens gezien - en Léon Malky, zijn chef. Schrik niet, ze beschuldi­gen me van moord op mevrouw Derycke.’
   Isabelle liet zich op haar stoel zinken. ‘Wat heb je uitgevreten, Jos? Hoe komen ze daarbij?’
   ‘Het is een misverstand. Wat dacht je?’
   ‘Ik geloof in je onschuld!’
   ‘In elk geloof wroet een wormpje van twijfel. Geloof is niet genoeg. Ik moet me zo snel mogelijk witwassen. Moet er na het eten meteen vandoor, begrijp je?’

In tegenstelling tot de twee landhuizen buiten de Haasdonkse dorpskern, waar hij eerst had aangebeld, was het derde huis een beschei­den woning in een rij. Een jongeman van de­zelfde leeftijd als zijn zoon deed open. 
   Hij stelde zich voor. ‘Kan ik jouw vader spreken?’
   In plaats van de vader verscheen zijn moeder. Zij had donkere kringen rond haar ogen en zag er afge­tobd uit. ‘Mijn man is niet thuis. Wat wil je?’
   ‘Ik zag hem vanmorgen op de bank.’
   ‘Kom binnen!’ Joseph volgde haar naar de­ woon­ka­mer. ‘Mijn man is al een week vermist! De politie van Haasdonk is op de hoogte. Maar jij hebt hem op de bank gezien?’
   ‘Die kans bestaat, ja. Ik was in Sint-Niklaas op de Grote Mar­kt. Hij reed weg met een blauw Re­naultje.’
   ‘Ga zitten. Hoe kom jij hier?’
   Doordat hij zijn relaas pas aan Jespers had ge­daan, kwam het hele verhaal er gezwind uit. Niet ter zake doende details weerde hij. ‘Wat doet jouw man voor de kost, me­vrouw?’

(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen: