25.
Daar er niemand op de proppen kwam, spoedde Joseph zich naar de voordeur en belde aan. Plotseling dook de maan weer onder. Door het smalle venster bezijden de voordeur scheen een bodemloos zwart.
Hij had Justine niet zien aankomen. ‘In 's hemelsnaam, wat spook jij hier uit?’ Haar verontwaardiging achter de open voordeur leek hem louter vertoon. Het ongewone uur wekte in haar vast meer dan de gewone nieuwsgierigheid. Wat voor kerel stond hier? Vooral dat wou ze achterhalen.
‘Ik kom voor Marijke!’
‘Hoezo? Ik ben alleen!’
‘Draai er niet omheen! Ik heb jullie duidelijk gehoord.’
‘Weet je wat er met jou is? Je hebt te veel verbeelding!’ Haar lichaam blokkeerde de toegang.
‘Het spijt me, ik heb een missie. Niemand houdt me tegen!’ Eén hand duwde hij haar ruw opzij. De andere hand vond de lichtschakelaar naast de deurlijst. Met Justine op de hielen liep hij door de gang, gooide de volgende deur open. Geen Marijke! Het schijnsel in de gang belichtte een heel ander meisje. Met ogen groot van schrik knoopte dat jonge ding haar kamerjas dicht.
Justine volgde hem tot in de keuken. ‘Neem boven ook maar een kijkje, als je me niet gelooft!’ riep ze, haar armen gespreid, alsof zij dat kind achter haar tegen hem in bescherming wilde nemen.
‘Het spijt me, ik weet genoeg!’ Hij had nog enkele vragen kunnen stellen. Over dit meisje bijvoorbeeld, of over dokter Lima, maar hij zou nooit weten of hij haar moest geloven. ‘Je zei dat je alleen was!’
‘Dit is Joan Murdoch uit Hull, een gaste. Maar heeft dat belang voor jouw onderzoek?’
Op de vloer lag een matras. En in de hoek stond een brancard. Het was vernederend zonder resultaat de aftocht te moeten blazen. ‘Ik geef je mijn adres, moest Marijke eerstdaags opdagen.’
Bij de voordeur overhandigde hij haar het kaartje van zijn hotel. De volle maan legde een spookachtig schijnsel over de roerloze struiken en bladeren en heel de tuin hield zijn adem in, - een versteende werkelijkheid, die de bevreemdende indruk wekte van een in de oudheid verzonken wereld. De werken van Babel en alle zaken die eindeloos ver en onbereikbaar waren, vielen nogmaals stil. Heggen werden half opgetrokken wallen. Struiken veranderden in antieke beelden, en betoverd door de nacht werd heel de ruimte opnieuw in de tijd bevroren: het witte gras, de oude laan, het plaveisel, het verstrooide puin omheen de ruïnes en verlaten torengebouwen.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten