20.
De namen van de opeenvolgende stations dreven aan zijn oog voorbij. Aan de voet van de kolossale Arc de Triomphe kwam hij weer boven. Vlakbij de Champs-Elysées kocht hij een prentbriefkaart. Op een terras bij een koffie schreef hij naar Harold en zijn vrouw. Behalve dat de triomfboog nog indrukwekkender is dan op de afbeelding, had hij niets mede te delen; enkel ‘Veel liefs’ met daaronder zijn krabbel, waardoor hij vaststelde dat zijn woede veeleer op Jespers dan op Isabelle gericht was. Het leek of hij onophoudelijk diens stem hoorde: ‘Zeg man, waar ben jij mee bezig?’
Nu zou hij dit moeten interpreteren als een uiting van machteloosheid bij een mistevreden baas, maar juist doordat Joseph zo makkelijk twijfelde aan zijn bekwaamheden bij de uitoefening van zijn beroep en ook aan het beroep zelf, kwam dit extra hard aan. Eén misstap was dan genoeg om in de greep te komen van neerwaartse krachten, zijn onnozele tevredenheid ombuigend tot zwarte vertwijfeling.
Opnieuw daalde Joseph in de ondergrondse af. Ternes. Monceau. Place Clichy. In zijn hoofd klonk Maurice Chevaliers vrolijke deuntje over deze uitgaansbuurt.
Na het chique van een kalm Champs-Elysées maakten de sfeervolle lichtreclames in de vroege schemer rond place Pigalle een levendige indruk. Winkels, eethuizen, cabarets, bars, hotels, bioscopen, schenen elkaar voor een plaatsje te verdringen. Voor het eerst sinds hij in Parijs was, liet hij zich willoos op de stroom meedrijven.
Onder de wieken van de Moulin Rouge telefoneerde hij naar huis. Verrassend genoeg kreeg hij zijn zoon aan de lijn. Meestal kwam Harold pas op vrijdagavond aan.
‘Dag Harold, jongen,’ begon hij, blij uiting gevend aan zijn genegenheid. ‘Zo vroeg thuis?’
‘Ik ben net aangekomen. Volgende week heb ik examen. Vanavond neem ik mijn cursus pedagogie door.’
‘Roep jij even je moeder!’
‘Zij is niet thuis!’
‘Niet thuis?... Luister Harold, wil je voor mij het nummer zoeken van baron de Lieukerke? - Brasschaat.’
Hij kon zich het beeld van de jongeman bij de opengeslagen telefoongids in de hal precies voor de geest roepen. Zijn onbevangen oogopslag sloeg in Joseph altijd een kleine bres, een wondje. Het idee dat zijn eigen zoon te zijner tijd, zoals iedereen die al eens pech heeft, evengoed aan de verschrikkingen van een mensenleven zou blootstaan, maakte wel eens dat hij bang zijn hart vasthield.
Terwijl Joseph wachtte, bleven zijn ogen gevestigd op de lopende drukte voor een restaurant aan de overkant.
‘Dank je!’ zei hij, het nummer noterend. ‘Hou je flink, Harold! De groetjes aan je moeder!’
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten