41.
De volgende morgen verscheen Joseph een kwartier eerder op de afgesproken plaats: het overdekte terras van brasserie Carette. Door de enorme drukte herinnerde hij zich dat het zaterdag was en dat nogal wat Fransen de gewoonte hebben op vrije dagen buitenshuis bij een kop koffie met croissant de krant te lezen.
Om tien uur werd het spannend. Tot hier was hij ervan overtuigd dat Justine woord zou houden, maar toen het afgesproken uur voorbij was, begon hij weer aan haar te twijfelen. Hij hield rekening met het drukke verkeer. Een andere mogelijkheid was dat dokter Lima haar verboden had verder contact te nemen. Hij meende in de kaalhoofdige man, die aan een volgende tafel met de neus in een Italiaans weekblad zat, een van zijn handlangers te herkennen. Dat de Italiaan even later opstond en naar buiten wandelde, betekende niet dat hij zich te veel in het hoofd haalde. In dit Parijse oerwoud kon achter elke stoel een verscheurend beest op de loer liggen.
Toen hij eindelijk opstond, volgden twee mannen hem naar buiten. Dat zij de avenue Raymond-Poincaré insloegen, stelde hem niet meteen gerust. Naar zijn gevoel hielden de beesten geen oog van hem af.
Op weg naar het eerste metrostation vond zijn blik de lichte ruimte over een plein dat aan één kant eindigde op een brede doorgang tussen twee symmetrische gebouwen waarin, zeker niet toevallig, van nabij de enorme spits van de Eiffeltoren de hoogte in schoot.
Beneden kwam het eerste treinstel al uit de bocht. Tussen een tiental mensen begaf hij zich naar de rand van het perron, klaar om in te stappen. Vlak voor het gevaarte zou voorbijschieten, hoorde hij iets op hem afstormen. Terwijl hij het hoofd draaide, stootte het lijf van een buffel of wildebeest loodzwaar tegen hem aan. Met de gapende opening voor ogen, verloor hij het evenwicht en sloeg in een razend reflex de arm uit. Zijn hand klauwde zich vast aan een lap stof, - bij nader inzien: de zoom van een broek. Het beest wilde ervandoor, maar Joseph hield de stof zo sterk in de greep dat zijn lijf als het gewicht van een zware zak over de vloer werd meegesleept. De pijn van een hielstamp maakte het zwart voor zijn ogen.
Ondanks het tijdverlies bij het opstaan, raasde de gedachte dat hij het beest in geen geval mocht laten lopen. Zijn blik ving de perplexe uitdrukking op over de gezichten van een stokstijve groep mensen, tot in den treure bezig met de vraag of het nodig was hulp te bieden.
Joseph had zijn toestand onderschat: door een verstuikte enkel bereikte hij nauwelijks de roltrap. Weer in het daglicht herkende hij de vette kop van een buldog, een van Lima’s handlangers. Dat beest nam juist plaats op de achterbank van de Jag met Lima aan het stuur. Toevallig wachtte vlakbij een taxi. Joseph opende het portier en riep de chauffeur toe dat hij haast had.
Tot zijn verbazing sloeg de man aan het brullen. ‘Was eerst je gezicht! En trek een schoon vest aan!’
Hij streek over zijn kaak en schrok. Zijn vingers betastten een verdoofd oppervlak dat eerder aan een natte biet herinnerde dan aan het deel van zijn gezicht dat hij vanmorgen zo netjes had geschoren.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten