42.
De chauffeur kwam op zijn besluit terug. ‘Gewassen of niet, je komt er niet in!’
Joseph voelde de aandrang om het glanzende koetswerk een stamp te geven, maar voorzichtigheid maande hem tot kalmte aan. ‘Jij bent geen heer,’ zei hij enkel, terwijl hij met een schone zakdoek zijn kaak depte. Hij trok zijn jas uit, vouwde de door bloedvlekken bezoedelde buitenkant naar binnen en stak het als een keurig pakje onder de arm.
‘Je komt er niet in, heb ik gezegd!’
‘Luister klootzakje,’ gromde Joseph. ‘Jij gaat mooi doen wat ik zeg!’ Hij trok een gezicht alsof hij stront rook, - niet moeilijk met zo’n joekel van een kaak. Pas toen bleek dat zijn taaltje op de chauffeur niet de minste indruk maakte, nam hij zijn toevlucht tot een nooit eerder beproefd middel. Zich ervan vergewissend dat er geen getuigen waren, boog hij zich naar beneden en duwde die kerel zijn revolver onder de neus. ‘Soyez calme! Ouvrez la porte.’
Hoewel dat kleine, nog lege ijzer in zijn volwassen hand even onschuldig was als speelgoed, was zijn inzet hoog. Hiervoor kon hij in de bak vliegen. ‘Louveciennes! En snel!’
Op de boulevard kwamen ze in een hels verkeer terecht. 'Waar zijn we?' vroeg Joseph, eerder om bij de chauffeur de indruk te wekken dat hij nog altijd controle op hem uitoefende, dan uit nieuwsgierigheid.
‘Avenue Kléber!’ Roekeloos van de ene rijstrook naar de andere slingerend, slaagde de chauffeur erin lange files voorbij te steken. Angstig keek hij in zijn spiegel, wat niet nodig was. Joseph had zijn wapen weggestoken, liet zich in de kussens zinken en beperkte zijn blikveld tot de zijruit.
‘Hé! Kan je hier stoppen?’ Niet te geloven: daar stond de zwarte Jag midden een lege parkeerstrook op te vallen.
Na een behendige zwaai, waarmee de chauffeur een bestuurder in de naaste rij dwong zijn voertuig ertussen te laten, herhaalde hij dit nog ‘n keer.
‘Dank je! Blijf hier op me wachten.’
‘Eerst betalen! Trente euros.’
Nu hij weer op de benen stond, werd Joseph zich bewust van zijn verstuiking. Hinkend langs de boulevard, viel ‘t hem op dat hij zijn jas nog onder de arm droeg. Hij kreeg de Jag in de gaten. In een flits beleefde hij het opnieuw: het aankomende treinstel en hoe hij zich vertwijfeld had vastgeklampt en gevochten. Hier moest meer aan de hand zijn dan een laattijdige abortus. Hij voelde het wapen in zijn broekzak en prees zich gelukkig dat hij het naar Parijs had meegenomen. Maar nog vóór hij de kans had het in een verborgen hoekje te laden, zag hij langs een getraliede poort Lima naar buiten komen, gevolgd door de Buldog en zijn maat, de Italiaan met kale kop. - Dus toch! Beide mannen ondersteunden een meisje dat ziek leek of gekwetst. Het lukte hem niet Marijke in haar te zien. Wel bemerkte hij hoe het meisje ondanks haar heftig tegenstribbelen op de achterbank van de auto werd gekwakt. Het sein om opnieuw de achtervolging in te zetten. Maar toen de Jag met dokter Lima, zijn handlangers en het meisje hem rakelings voorbij zoefden, bleek de taxi foetsie. En hij stond daar. Met bungelende armen. Machteloos en verslagen. Cowboy zonder paard.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten