VERZUCHTINGEN
door Robert Baeken
68.
Thyssen had enorm vertrouwen in zijn makker. Als buitenstaander bleef hij voldoende kalm om dit tot een goed einde te brengen. Niets ontsnapte aan zijn aandacht. Zo had hij ook aan een spade gedacht en een stafkaart. Vanzelfsprekend liet Thyssen ‘m achter het stuur plaatsnemen. ‘Ben je niet te moe?’
Thyssen had enorm vertrouwen in zijn makker. Als buitenstaander bleef hij voldoende kalm om dit tot een goed einde te brengen. Niets ontsnapte aan zijn aandacht. Zo had hij ook aan een spade gedacht en een stafkaart. Vanzelfsprekend liet Thyssen ‘m achter het stuur plaatsnemen. ‘Ben je niet te moe?’
‘Een beetje. Maar we kunnen deze karwei niet uitstellen.’
Voorbij Namen begonnen de heuvels. De wegen werden donker. Behalve de voortschuivende lichtstraal van de auto was niets meer te zien dan kleurloze massa's bomen en struiken. Enkele keren passeerden zij een verlaten dorp met uithangborden van een postkantoor, een groentewinkel, een bakkerij; alles wat bij het dorpsleven hoort, maar Thyssen niet wijzer maakte over de plaats waar ze zich bevonden. Overtuigd dat zij op de juiste weg zaten, stelde hij daar weinig belang in. Hij had het volste vertrouwen in zijn maat.
Toen Erik te midden van een donker naaldbos bleef staan en na een blik op de kaart de rijweg verliet om een verhard karspoor te volgen, wist Thyssen dat ze het doel naderden. Pas nu viel hem op dat ze tijdens de hele rit geen woord hadden gezegd. In zijn hoofd leek de tijd, nodig om de weg naar het hartje van de Ardennen af te leggen, op het zwijgend staren in een zwart gat. Onafgebroken waren zijn gedachten bij de zak in de bagageruimte, en hij geloofde dat dit bij Erik ook zo was.
De grot begon als een droge greppel. Het lag voor de hand dat de met varens en klimop overwoekerde helling bij zware regenval de bedding vormden voor een tijdelijk ondergronds riviertje. Dat de grot bezocht werd door toevallige voorbijgangers was niet uitgesloten. Om die reden had Erik de spade meegebracht: dan konden zij in de bodem een gat graven en, zoals met de luitenant hadden gedaan, de zak bedekken onder een vracht keien. Dat zij nooit meer iets van die man hadden vernomen, stelde Thyssen gerust over de goede afloop en dat zij er ook nu weer in zouden slagen het lijk voor het alziende oog van de buitenwereld weg te moffelen.
(WORDT VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten