jonathan druyts, een personage dat werd verzonnen door victor glorieux, een zeker nonkel van vitalski, wil, volgens dit kortverhaal, zyn vriendin in mosul, dus in syrië, gaan bevryden uit de handen van de isis. daarom is onze held alvast in ankara aangekomen, de hoofdstad van het buurland turkye...
hy kwam weêr in zyn hotelkamer, een blauw-met-wit gekleurd vertrek dat je wel, moest gezegd, op geen énkele manier aan turkye deed denken - niet meêgeteld de natuurstenen boogwanden her en der, en zéker niet meêgeteld het uitzicht dat je genoot wanneer je op het ruime balkon ging staan: een onbegrypelyk kluwen van geel oplichtende appartementsblokken in alle richtingen, kriskras door mekaâr, wél precies in het midden daarvan een ivoorwitte moskee met vier heldere torens, en dit alles onder een toverachtig blauw-met-paarse hemeltrans.
onze held stak een cigaret op.
dan overviel hem, nog steeds wyl dit landschap zich aan hem openbaarde, een onzegbaar gigantische schrik, niks minder. waarom was hy niet thuisgebleven? om daar dan, byvoorbeeld, brieven te schryven voor amnesty international? een mens kon het zich niet inbeelden dat dit effect zou sorteren: een brief schryven aan één of andere dictator, met het vriendelyke verzoek om deze ofte gene politieke gevangene los te laten - en toch: eens om de zoveel tyd kwam er wel degelyk iemand door vry. "wat kan ik," dacht jonathan geheel koortsachtig, "wat kan ik daarginds uitspoken? in dat vreemdsoortige land, waarvan ik de taal niet spreek, de god niet begryp?"
hy voelde dat het, willen of niet, te laat was om op zyn schreden nog terug te komen - dat kon eenvoudigweg nooit meer! maar verpletterend zeker was dit hier, lezers en vele lezeressen: hy zou daar, in syrië, meteen al na een paar minuten, aanbelanden by de àllerergste, àllermeest bloeddorstige terroristen van de ganse regio - en nog voordat zyn zarah, zyn geliefde, zelfs maar kon hebben vermoed dat hy naar haar op weg was. zy zou het nooit weten. maar, begreep hy, het kon niet anders of binnenkort al, overmorgen al misschien, zat hy (en dit zag hy duidelyk voor zich) op de zanderige binnenkoer van een aan stukken geschoten bergdorp, zyn twee polsen op de rug vastgebonden, zyn hoofd op een warme steen gedrukt - om zo met een versleten, met opzet zo bot mogelyk gekozen broodmes de nek helemaal te worden overgesneden.
en toch, lezers - hoe ongemeen luguber ook, hoe tastbaar luguber dit vooruitzicht ook was: toch sliep hy dra in, zyn eigenste wanhoop ten spyt. hy ging liggen, hy hoorde muziek en hy zonk weg.
hy droomde van zyn vriendin, zy het op een zeer bizarre manier. normaal gezien waren zy,- dat wilde zeggen: jonathan druyts en zarah -, een uiterst romantisch stel, dat wel de liefde bedreef maar dan enkel in het donker, en zeker niet te vaak; vannacht evenwel greep hem ineens, als een tyger in het lauwe donker, zo'n dierlyke, laag-by-de-grondse wellust dat hy, zonder dit zelf te willen, haar lichaam, haar poedelnaakte twee borsten alleen al, effenaf zo erg, met zo'n ongemanierd geweld in bezit greep, aldoor krysend en om zich heen bytende, dat hy zich, warempel, ronduit schààmde toen hy weêr wakkerschrok hieruit. "hoe kan dit!"
hy deed zyn kleêren weêr aan (een peignoir of zelfs maar een pyjama niet met zich meê op reis hebbende genomen), teneinde opnief op het balkon te gaan staan, voor opnief enige cigaretten.
dan gaf hy echter een gil, onbedaard: er stond iemand vlak bezyden hem. meer bepaald: op het balkon aan zyn rechterhand. eventjes dacht jonathan druyts:"een terrorist, een moslim-extremist - in alle geval," dacht hy, "iemand die my dood wil hebben!"
maar: omdat de persoon zich niet verroerde, bleef ook hyzelf, heldhaftig werkelyk, bepaald stokstyf stilstaan - en dan zag hy:"jandorie! dit is, ben ik wel zeker, dit is dat ene, vlaamstalige meisje dat ik daarstraks in de balie, en daarna in het restaurant heb gezien..."
"goeienavond," zei het meisje, uitnodigend glimlachend.
zy droeg een gebroken witte, doorschynende zyden japon, op de schouders waarvan d'r weelderige, kastanjebruin gekleurde haarkrollen zich weelderig drapeerden. zy had een aangename, lief aandoende kleine wipneus, en twee grote ogen die wel iétsje te ver uit mekaâr stonden - wat volgens jonathan zyn moeder een teken was van geestelyk onevenwicht.
"ben jy ook niet een vlaming?" vroeg het meisje.
wordt vervolgd...
1 opmerking:
goh, nu moeten we de dag zien door te komen, om pas morgen het vervolg te lezen, hé Serge?
Een reactie posten