maandag 27 november 2023

gast-auteur

66. HET ZINLOZE LIJDEN


Die nacht werd Joseph wakker met gebalde vuisten en het lichaam in een uiterste kramp om de uitgestelde mokerslag alsnog te ontwijken. Hij probeerde zich te ontspannen, wat niet lukte. Zijn gedachten namen telkens de draad op van een scenario dat hij in aanwezigheid van de rechercheurs uit de doe­ken zou doen. Elke vezel van zijn lijf vertel­de hem hoe hij bijdroeg tot het zinloos lijden van de we­reld, maar dat hij als enkeling, ondanks het vloeien van zijn bloed en tranen, onmo­ge­lijk kon voorkomen. 

   ‘Met alle respect mijne heren, u zoekt in de verkeerde richting! Het gaat hier in de eerste plaats over chantage. Het Zwanenjong heeft het aan me opgebiecht: zijn vader werd door middel van compromitterende foto's afgeperst.’

   ‘Goed, maar waar verblijft die man onder­tussen?

   ‘De geroosterde saté!’

   ‘Volgens zijn vrouw was hij een kop groter.’

   ‘U weet dat vlees op een barbecue krimpt...’

   ‘Daar zegt u wat! Jaja...’ Achteloos tekende Detiège een abstract lijnenspel op zijn schrijfblok.

   Joseph vroeg zich af of hij zijn zaken in de juiste volgorde had afgehandeld. Bovendien was er nog het oorzakelijk verband tussen Carlyle en Derycke. Chevalier, eigenaar van het bor­deel en van het buitengoed waar het huwe­lijksfeest van Car­lyles dochter had plaatsgevonden, was de schakel. ‘A propos, die oude Derycke staat evenmin recht in zijn schoe­nen. Ik heb hem betrapt met een maîtresse.’

  Alsjeblief Reinhout, geen insinuaties. Hou je aan concrete feiten, aan bewijzen.  Je zal het al moei­lijk genoeg krijgen.

   Te midden van zijn overpeinzingen knarste de deur open. Een zatlap werd naar binnen geduwd. Terwijl agent Bullebak een veldbed tegen de grond gooide, hield een tweede hem overeind.

   ‘Verschrikkelijk dat iemand zich zo laat gaan,’ mompelde Bullebak. Hij spreidde een deken over de reeds slapende man en wendde zich tot Joseph. ‘Maar nog vreselijker zijn de moorde­naars!’

   ‘Ik noteer dit als een dreigement. Zelfs indien hun schuld is bewezen, heeft een politieman niet het recht de gedetineerden onder zijn hoede te kwellen of te straffen.’ Het leek Joseph of hij een pas­sage uit het wet­boek voorlas­.

   Bullebak zei niks. Zijn antwoord bestond eruit dat de zwaaiende hiel waarmee hij zich naar de deur keerde, moedwillig tegen Josephs ontblote enkel stampte.

   De gil gesmoord, de hand overheen de kwetsuur, de lucht benauwend, de stank door­drin­gend, de zatlap naast hem blazend en dazend: dit alles één met zijn ineengekrompen houding, de pikdon­kere ruim­te en de hem doorborende pijn.



(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen: