zaterdag 12 april 2008

de geur van nat haar IV - de fetisj I/2 I15


wat voorafging:

na wat vreemd gestoei met viona én renilde, heeft vitalski de hele nacht lang liggen lezen op de zolder van eerstgenoemde.
nu wordt hy echter wakker met blaaspyn, zo blykt...







5.
Zelfs rechtop zitten ging niet meer, mijn gebeente scheurde doormidden. Tegen de middag was Viona Schreurs wakker geworden door mijn stille, onophoudelijke gekreun naar het gebroken witte plafond.
“Tiens - hierboven?” “Ik lig hier al een uur of twee of drie… Ik kan weer niet meer zeiken… Ik sta op ontploffen, scheur doormidden…”
Ze rolde mij tot juist in de badkamer. Daar liet zij het ligbad met ijskoud water vollopen. En daarna bracht zij kokend heet water aan, namelijk in tweehonderd aparte, ijzeren emmers, te heet om er nog in te kunnen.
Ze ondersteunde mij alsof ik ter plekke tot een lamme bejaarde zou zijn verworden, hielp mij zo goed of zo kwaad zij maar kon uit haar eigen, nauwe pyjamabroek, dewelke ze mij daarstraks immers had aangegeven.
De hitte van dit kokende water zou een relaxend effect hebben, zo meende zij, op mijn blaassysteem. Als het mij zou lukken, zo zei ze, dan zou ik moeten zien te “lozen”, om het zo te stellen – hier zomaar in dit doorzichtige sop, gewoon mijzelf onderzeiken. Des te erger als ik veel gedronken had!
De verlichting in deze kamer werkte niet, zodat er een paar kaarsen aanmoesten. Doch waar, zo vlug maar weer, was de vrede? Waar het Beloofde Land naartoe?
“Meteen,” zo opperde Viona weer, “Ben ik terug.” Iets van plan, maar wat dan wel? Een ambulance? De Vionaise, zoals we haar wel eens noemden, die zou met mij uitvreten wat in haar opkwam. En daar had ze lol in, natuurlijk...
Doch zeiken ging niet.
Krampen wél op bezoek, erger nog dan daarstraks. Letterlijk alsof ik kapotviel!
Het bad uit? Dat ging al niet meer.
Algauw begon het water nochtans af te koelen…
“Viona!!”
Ze kwam niet meer terug? Waar bleef ze!
Het ellendigste uur van mijn leven – als ik van Jahwe alles overnieuw moest doen, maar ik zou één enkele morgen toch mogen overslaan, reken uit: in dat geval zou ik deze hier overslaan. Klotenzooi – dé perfect innerlijke in tweeën scheuring!
Help!!
“Viona!!”
Naar waar was dat beige gebreide rotwijf?
Ik probeerde mij nogmaals, nu op de ellebogen min of meer, uit het badwater te heffen, hetwelk ijzig koud, als de vriespool voelde – als ingevroren diepvrieskuit, hagelsneeuw!
“Viona!!”
Ik geraakte hier niet meer weg??
Jim Morrison was ook gestorven in een ligbad, zij het dan wel, lezers, door een hartaanval in plaats van aan een blaasontsteking. Hij stierf als een Romeinse Cultuurgod in een poepsjiek hotel in Parijs. Hoe verging het mij hier? Ik was niemand, een niemendal. Een stuk onbenul - nog altijd volstrekt niks had ik bereikt en feitelijk had ik ook geen ambities meer; doordat ik al had geleerd dat juist met ambities de dingen kapotgingen.
Het enige dat ik nog nastreefde, was te mogen plassen, urineren, lozen! Zeiken, met rust gelaten worden; dat waren de twee mooiste dingen, de twee enige die er bestonden…
Dan toch keerde Viona weer. In dit schemerige, tochtige vertrek. Ze was er nog iemand bij gaan halen: haar jongere Zus, Katja.
Ik had deze Katja nooit eerder gezien, ik lag reeds te bed, tussen Viona en Renilde in, toen die hier nog kwam aangereden - die spookachtige kruising tussen late vooravond en vroege middernacht… Viona, links van me, had zich toen wel, herinnerde ik mij nu pas, door haar aangesproken laten worden, zonder daarom te willen gaan opstaan, - en haar stem, dat wilde zeggen die van haar Zusterlief, Katja, had mij toen wel zeer bevallig geleken, dat klopte. Voorts was ik haar niet meer indachtig geweest.
“Wij brengen u naar de Spoedafdeling.”
Het zo onverwacht in dit verhaal naar binnen gekomen jongmeisje had, zag ik, een asblonde haardos; enigszins komisch lag die in de war. Zij kwam net uit bed, naar aan te nemen. Haar exotische, zilveren wimpers onder haar dunne, hoge wenkbrauwen werden door haar beschaduwde twee oogleden zelf op zo’n manier afgesneden dat zij ieder ogenblik, onafgebroken de indruk wekte, op het randje te staan van een zekere extase, niks minder. Daarop zag je dan haar natte mond, en moest je van het verlangen terugdeinzen, haar katoenen, met kubusvormige motiefjes bedrukte hemdje los te scheuren met je beide vuisten. Om te voorkomen dat je je, zodoende, zou proberen op te hijsen, inderdaad, aan haar flinke borsten, van haar mond een zekere vervulling. Of je nu ziek lag en halfdood of niet. Trouwens, naar borsten kijken was juist gezond…
Viona’s jongere Zuster kortom, de vroegrijpe Katja, argumenteerde, klaarblijkelijk althans, om eerst een Huisdokter te bellen. Een ziekenhuis vond zij niks minder dan de slachtbank, zeker de afdeling Spoed. Daar gingen mensen, zei ze, met jeuk aan hun voetzolen naar binnen: om er twee dagen later in een rolstoel terug naar buiten te moeten.
Dat vonden ze beiden een beetje grappig…
Het telefoonnummer opzoeken, - zij zocht een zekere, in De Panne arbeidzame Dokter Welpers, met wie zij gekend was – zelfs was zij bij die man onlangs nog langs geweest voor een abortus en waren ze meteen daarna, ongeveer toch, zo zei ze, een romance begonnen.
Viona zou mij intussen een zoveelste pijnstiller bezorgen. Al een stuk of veertig Dafalgans maar ook Algostases had ik reeds binnen, ze hielpen geen zak. En allerlei andere pillen – niks hielp hier nog.

Geen opmerkingen: