dinsdag 24 november 2015

column streekkrant editie antwerpen


ANTWAARPS

Mijn beste vriendin is Irene Vervliet, bij Antwerpenaren bekend als een legendarische, inmiddels tachtigjarige ex-operazangeres, door alle rest in onze geterroriseerde natie gevierd als dé grote superster in het programma "De Benidorm Bastards." Eigenlijk is àlles aan Irene, woonachtig in de Ommeganckstraat, recht tegenover de Antwerpse dierentuin, fantastisch. Bijvoorbeeld: zij is de enige mens ooit, die van haar dokter moést voortgaan met roken. Ze was daarmee gestopt (een pakje Bastos per dag), maar voelde zich onwel worden, waarop de dokter zei:"Steek er maar gauw weer één op." "Al goed," zo becommentarieerde Irene. "Want," zei ze, "gerookt vlees blijft langer goed." Effectief is zij dan ook de enige die ik ken, wiens ogen niet slechter, maar béter worden met de dag. Toen zijn veertig en vijftig was, moest zij een bril dragen - maar vanaf haar zestigste levensjaar had zij die bril ineens weer niet meer nodig; haar zicht was erop vooruitgegaan.

Haar grootste schat is echter haar gesproken taal, aan de bron van de Antwerpse oertaal. Als ik bij haar op bezoek ga, heb ik steeds een schriftje mee, om deze woordenschat, die alles zegt over de geschiedenis van onze bruisende stad, in te bewaren. Hier een kleine greep uit dat boekje.

Over iemand die diaree heeft, wordt in het traditionele Antwerps gezegd:"Hij schrijft als hij loopt." Testikels worden radijzen genoemd, of klorejassen of sjokkedijzen. Als ze naar het toilet moet, zegt Irene:"Ik ga mijn eigen efkens wassen." Wat iets heel anders is dan de uitdrukking die een gemiddelde Rotterdammer daarvoor bezigt; die zegt:"Ik ga effe naar m'n eigen gezeik luisteren." Haar oren noemt Irene haar "savooien", of ook wel haar "radars". Haar ruggengraat is haar "paternoster", haar eigen mond noemt ze (terecht) haar snadder, haar bebbel, haar spreekmachien of haar schuurdeur. Het Antwerpse dialect heeft een slechte reputatie, maar in waarheid zijn er maar weinigen die erover kunnen oordelen, want wie kent het échte Antwerps? De meeste imitatoren slaan er maar een slag naar, het écht Antwerpse dialect schijnt zelfs te worden begraven stilaan. 

Wat er ook nog eens bijkomt, is haar gigantische schat aan volksliedjes - nog voordat Axel Peleman er zijn éigen draai aan gaf. Dat gaat dan niet alleen over "Viva Bomma, Petatten Met Sosissen," maar ook over liedjes die bijvoorbeeld specifiek gaan over het Nachtegalenpark, opzij van het Middelheim:"In 't park van de nachtegaal, maak ik proces-verbaal; haren hoed staat scheef, hare rok zakt af, haar broekske is gescheurd, wa is er met die raar madame in park daar toch gebeurd?"

Wat we gelukkig ook nog hebben, zijn in het bijzonder de woordenboeken van de intussen eveneens zeer bejaarde Jack de Graef. Er bestaan wel meer Antwerpse lexicografen, maar Jack de Graef is de beste. Dus ga diens werk zeker eens opzoeken in een van die vele antiquariaten in de Hoogstraat!

Geen opmerkingen: