donderdag 5 september 2024

gast-auteur


VERZUCHTINGEN

door Robert Baeken

48.
‘Ik zie je bij de volgende show, aanstaande vrijdag.’ Ze stonden bij de auto. Een rukwind deed hem verrast opkijken. ‘Kijk, we krijgen onweer!’ Een reusachtige, zwarte wolk naderde zo snel dat donder en bliksem hen binnen enkele minuten konden treffen: een troost te weten dat het tuinfeestje hoe dan ook zou afgelopen zijn. ‘Als ik het niet langer bij haar kan harden, kom ik eerder naar je toe,’ schertste hij, met de bedoeling via haar reactie te vernemen of zij bereid was er samen vandoor te gaan.
   Vanessa zei niet ja of nee. Zij hield het bij de scherts. ‘Je hebt niet eens mijn adres,’ lachte ze. Bij het starten van haar autootje rommelde de eerste donder. Stof en zand waaiden op. Moeilijk om boven die helse krachten nog iets verstaanbaars uit te brengen! Dus beperkte hij zich tot wuiven.
   Daar kwamen de kinderen aangerend. ‘Opa, het gaat hard regenen!’ riepen hun verschrikte stemmetjes. 
   ‘Kom gauw naar binnen!’
   Hij keek naar Irma en schrok. Haar ademhaling ging nog sneller en achter haar oogleden leek ze ver weg, wat hem er ineens van overtuigde dat zij geen bewusteloosheid simuleerde. Deze vaststelling schudde hem flink door elkaar. Het was of hij al de beschuldigingen van Herman opnieuw over zich kreeg. Zijn toorn maakte in een handomdraai plaats voor weekheid. Hij gaf zich rekenschap dat zijn zoon gelijk kon hebben. In dat geval was hij een naïeveling, die zich gewillig liet pluimen, en dan was het ook niet ongewoon dat Irma, bij het zien hoe haar echtgenoot die hoer een ring over de vinger schoof, een beroerte kreeg.
   Hij nam een stoel en wachtte tot de dokter kwam. Na het onderzoek viel het woord ‘hartinfarct’. Toen gevraagd werd een ambulance te bellen, liet de hoofdschuldige de gelegenheid om die taak op zich te nemen, niet voorbijgaan. Na alles wat Irma van hem te verduren had gekregen, bood de geringste bijdrage tot haar beterschap hem de kans zijn berouw te uiten. Daarnaast werd het zijn voornaamste bekommernis zich met zijn familie te verzoenen. Opa zag geen ander middel dan met gebogen hoofd en een houding van verslagenheid stilzwijgend schuld te bekennen.
   Samen met de ambulance vertrok hij naar het ziekenhuis. Onderweg barstte het onweer in alle hevigheid los. Eduard zag enkel de witte binnenkant van de ziekenwagen. Zware donderslagen en het kletteren van de neerslaande druppels op het dak, overstemden het geronk van de motor, de cadans van de banden op de steenweg. Hier, alleen bij het ziekbed van zijn Irma en alleen met zichzelf, blikte hij terug op zijn leven met haar, wat het geweest was, maar ook wat het had kunnen zijn, als ze elkaar een ietsje beter hadden verstaan. In de ban van een levensgroot berouw bad hij dat zijn inkeer niet te laat zou komen. Hij legde zijn hand op haar bovenarm en hoopte dat zij het op haar bezwete huid, vanuit die duistere wereld waarin ze vertoefde, zou gewaarworden als een sein dat hij vol medeleven bij haar was.
   De hele nacht zat hij aan haar bed in de spoedafdeling. Lettend op het cardiogram had hij de overgang van zijn waaktoestand naar een diepe slaap niet voelen aankomen.
In de vroegte werd hij wakker geschud. Irma was overleden.

(WORDT VERVOLGD...)

Geen opmerkingen: