zondag 31 augustus 2025
waar was je te zaterdag
try-out van "de kempenkrak 2",
vrijdag 29 augustus 2025
damag / damagni
damag: in het openbaar bekende liedjes fluiten zonder auteursrecht te moeten betalen.
alternatieve feiten
afterLink
zo'n fenomenale schatjes...
alternatieve feiten
donderdag 28 augustus 2025
uit het schriftje
woensdag 27 augustus 2025
prent vd week
afkomstig van bergen op zoom...
was zeevaarder, totdat hy één been verloor...
werd dan maar schilder...
de glorietyden van het voc waren voorby; engel was nog maar een van de weinigen die in zee-taferelen volhardde...
onderschat / overschat
onderschat: de kans dat er vroeg of laat in belgië een tunnel instort, bvb de konynenpyp of de kennedytunnel
overschat: het belang van e.p.c. by huizen-aankoop.
naar waarde geschat: chris cornell
alternatieve feiten
can u dig this
de legendarische dinsdagclub bestaat komende dinsdag exact drie jaar.
state of being, 28 aûgustus 2025
de gebruikelyke blues-op-woensdag. blues wel in de goeie zin van het woord, de after-blues. totaal murw - maar dan ook wel de kans om te chillen.
onderschat / overschat
onderschat: cheerleaders in europa
alternatieve feiten
uit het schriftje
dinsdag 26 augustus 2025
maandag 25 augustus 2025
uitleg by het anti-schiet-gebed
anti-schiet-gebed 17-7
ANTI-SCHIET-GEBED 17-7.
der gezusters der heilige dymphna, geel.
Ave, gij ingoeie Moeder Maria,
Gij die zelf een maagd
Alle joenge meskes da worden opgejaagd
in d'r herte draagt;
Vrijware mij –
Plus integraal mijne familienaam erbij;
Vrijware mij, vaardig en urgent, van een vent
Da vanaf as hij mij vastgrijpt,
Zijn grenzen nimmer herkent –
Gene God en geen gebod
Gelijk als hem in het kot van de nacht
En taai-in-één een met al zijn kracht
Aan mijn haar ga komen gaan trekken
Om zijne lust te verwekken
Van onder een deken
Dat ons had moeten kunnen bedekken
Voor zijn vunzige bekken.
Voor mij gene vent
Dat aan alles ga wullen gaan lekken,
En zelfs ieverans tefrent, aan den duvel gewend,
Aan tefrenten-olijven
Ga blijven gaan plekken.
Aans tekent mij pertang gene vrees,
Aans ken kik pertang geen gebrek -
Mer datte heeft rezekes bij de dees gene stek.
Gene kul, genen truut,
Geen mennekesplek -
Gene zever en al zeker genen dikke nek, da zek.
Dus Moeder Maria, gevederde Virginia -
Vrijware van ne vent
Da begaaid in zijn kaai botten
Ga wullen gaan sjotten in het cement.
Verlove mij omdaarvoor ni
Met den enen of den andere sjieke Richard,
Belove mij omdaarvoor ni
Den enen of den anderen abjaar.
Maar genen afschooier, gene flikflooier,
Gene flierefluiter, gene zwerte ruiter.
geen kloefkapper, genen afflapper -
En nooier nog een van die binken
Da ge nooit is zult kunnen zien blinken
Als justekes na tien k'tier rinkaanéén Tripels verdrinken.
Om hiete, na datum, goe meurig,
In zijnen zorg te komen liggen stoeberen en stinken –
Ne stecheleer, ne wezereer,
Ne wroeter zo vrij -
Vergiffenis, Virginia,
Da is het niet voor mij.
Tis eender heet hem Patrick,
Kan me ni schillen heet hem Jos –
Kan hem alleen maar wa komen staan buurten,
Dan is het ni dië van os.
't Kan mij niet boemen heet hem Janssens,
’T weze mij worst heet hem Wuyts -
Ze zullen hem wel is hemmen
Als hem heeft gesemmeld met den Duits.
Hoevele gezusters in de ziekenzaal
Weten dees verhaal?
Een trees van hierneffe, ze had kou in d'r sleffen,
Was zonder beseffen d'rneffe getrouwd;
Met van over het water, dat hoorden we later,
Ne pater dat ni wier vertrouwd.
Tieng dagen na datum,
Ge doecht dat ge het kreegt,
Had dië gelijk schijnt al
Z'n schup afgeveegd.
Miënde gaai da na eecht?
Naar waar was die henen,
Z'n haar lag in frennen,
Gedarmes die kosten hem al niet meer herkennen -
Al hebben ze hem gezoocht
Achter iederen boocht
Van Wechel tot in Tielen,
Van Grobbendonk of Winkelomhei tot over de Hoge Rielen.
Tot verre voorbij Wuustwezel
Met ne rinkelende ezel.
En met alle meugelijke deugdelijke gratie
Wachten de kwachte van Weelde Statie;
Van maart tot april
Om God zijnen wil
Met heel de Gardeville –
Maar overal bleef het stil.
Zo gag-het op den Bemd
Met alles dat is vremd.
Zo vergaget hiete in de vennen
Ne mens dat wij niet kennen.
't Was in Oevel, na de oorlog pas,
Pas dan hebben ze hem toch ineens gevonnen.
Daar lag hem verdronken in een ondiepe plas,
Zijn beenderen vastgebonnen.
Tieng tegen één in de doenkerste hagen
Met stokken en stenen doodgeslagen -
Al kosten ze hem al nimmer horen klagen;
Zo verpletterd als hem was
In zijn geribbelde ribbenkast,
Zo verketterd as ne Judas,
Zo plat as ne paljas.
En de schrale wind da woei
door zijn vernagelde karkas
In t schroeiende, bloeiende gras.
Zo gag-het op den Bemd
Met alles dat is vremd.
Zo vergaget hiete in de vennen
Ne mens dat wij ni wullen kennen.
Die kween da met diën uierzak was
Die zagen ze nog is ene keer op het Looi;
D’r haar heel aardig afgeschoren,
Zo kwiet als die wier in een kooi.
Moet da van moeder Maria,
Dan mag da van Maria Magdalena,
Sint-Ursula – maar bovenal, in alle geval,
Vooral van d'ons dierbare Dymfna.
D’heilige Dymfna,
Die het ooit wier gelapt
Dat met ene klop er bovenop
D're kop er wier afgekapt.
Dierbare Dymfna, -
Vrijware mij van ne vent
Dat roemetoem op 't heiend
Door geen man is gekend.
Bedilt hem hiete in de Bilzen,
nieverans een eigen famille –
Dan Hilde, dan Ilse, dan ikke hem ni willen.
Zwerft hem hier over de beeldekens
Zonder zelf ieverans een huis,
Dan roepen wij ozze nonkels
En die nagelen hem aan een kruis.
Nee, dat die van os kan travakken.
In de plek van rond te brakken.
In de plek van in Poeiel,
In de plek van in Poostel,
In de plek van in Pulderbos pinten te pakken.
Nee – zwugen en in zwert zweet
Z’n eigen zwijgend vugen
Voor iedere cent
En voor geen complement -
Dan is ook os vader content.
Geen vlekken op z'n kleêren,
Gene schrik op hoge leêren,
En van z'n leven gene rel
Over wa kik kokkerel.
Da meneerke eet
Al 'tgeen ik voor hemmekes
Op toffel hem gezet.
Gene zevereer in de keuken
Is genen hoengereer in bed -
Dus dat hem zijn eigen volfret
Met spekvet.
En aans moet hem maar vertrekken
Op z’n stoemme trotinet .
Ast moe met een blauw ket.
Neen, gij
Die vanover het fel beloverde Velderhoven
Tot hoog boven de brede Meerlese-Moer,
Zelf onaangeroerd alle vallende sterren bevoer
En wonderlijk onze zonden bondig van zich afzwoer.
Gij regentes van de sterren en de curieuze maan –
Na alles da kik voor u hem gedaan –
Ziede mij hier in mijn kleedje voor u staan.
Zegt tegen van hierboven,
As ge hem ziet, subiet,
Dat hem is wa meer mag doen
As altij alleen maar beloven.
Wanneer krijk ik eindelijk mijn eigen gezinneke,
Met hopelijk dees jaar nog m'n allereerste kinneke?
Zet voor de geur van de brandende bramen
aandachtig oep een kier alle deuren, alle ramen;
En brengt, voor da ze vergaan ga zijn,
Ons moemoe nog rap, as het kan, tesamen
Met al haar toekomstige erfgenamen.
In de naam van de Vader en de Zoon –
Och ja, voor da ge het vergeet, gij middelares –
Denkt ook aan onze Vo, die heeft weer een abces.
- Laat mij een kinneke kramen!
sNaams van sVaders, sZoons sHeilige Geestes,
Amen.





































































