maandag 29 juni 2015

ingezonden kortverhaal, - door victor glorieux


jonathan druyts, een personage dat werd verzonnen door victor glorieux, een nonkel van vitalski, is onderweg naar syrië; om daar, indien nodig, zyn vriendin zarah te gaan bevryden uit de handen van de isis. in ankara, in turkye, leert onze held de beeldschone patricia kennen. iets later savonds evenwel, wordt hy door een heftige, agressieve bediende uit zyn kamer gelicht...




precies toen hy buitenkwam, kon jonathan druyts vernemen hoe in zyn diepe, linkse binnenzak zyn smartphone begon te trillen. "myn moeder maar weêr, vast en zeker," zo dacht hy - desondanks het kleinood in zyn handen nemende, byzonderlyk om zich vry te maken van die kleine, gedrongen, turkse bediende. "ik bel wanneer ik wil. die gast heeft my niks te zeggen!"
    dan las hy echter, zéér tot zyn schrik: niét was het zyn moeder die hem belde, doch wel dier broêr, dus "nonkel ben" - de paus was er een doetje by!
    ze gingen een lift in. die ging effectief, naar voorzegd, twee verdiepingen benedenwaarts. "en straks," dacht jonathan, "als ik terug op myn kamer kom - is àl myn geld natuurlyk foetsie!"
    hy kon wel flauwvallen van ellende...
    een deur ging open; naar buiten kwam één enkele, breedgeschouderde, kaalhoofdige man, met een bril op zyn grote, paarse, gewrongen neusbeen. "jonathan druyts?"
    "ja?"
    "kom binnen..."
    dit betrof, lezers, een kleine, muffe, laag gewelfde kamer, met blauwe wanden, waar felle, witte lampen onze held evenwel verblindden.
    overal stonden er mensen en liepen er mensen binnen en buiten. eenieder sprak door mekaâr, een waarachtige herrie...
    "kom meê," aldus dat kaalhoofd, jonathan by een arm grypende. maar: zy werden tezamen teruggeduwd, door een turks sprekend iemand. daarop zei het kaalhoofd:"wacht dan eventjes hiér."
    aldus, zoals jullie begrypen, werd jonathan gepord en vooruitgeduwd en vooruitgetrokken, net zolang totdat hy aanbelandde in de enige nog ledige, niet-gemeubelde hoek van dit bedompte vertrek. "wacht hier," hernam de kaalkop.
    "wat gebeurt er toch allemaal," dacht jonathan vervreemd.
    inmiddels bereikte hem een sms'je, zo merkten-'ie. hy nam zyn smartphone weêr tevoorschyn en las waarover dit ging. overnieuw "nonkel ben", natuurlyk. wat had die moeial hem te zeggen? "open dit bericht," zo drukte jonathan druyts zyn smartphone in. en dan las hy deze volgende mededeling, niet zonder een indringende huivering, dewelke hem ogenblikkelyk doorspekte langs zyn algehele ruggengraat:"jonathan," stond hier genoteerd, "waar ben je meê bezig? myn jongen, heb je het dan nog niet vernomen?"
    "wat niet?" dacht jonathan - maar dan las hy het al:"dat de isis nu ook al iemand heeft onthoofd - in europa? namelyk in frankryk?"
    dit was zo erg, zoveel om te moeten bevatten, zoveel tegelyk, dat onze held, zoals hy er nu eenmaal aan toe was, er waarachtig spyt van had dat hy overeind stond - ja, zo begreep hy: hier moest een mens,- want hy was toch ook maar een mens -, voor kunnen gaan zitten!
    de bedoelingen van nonkel ben waren helder: terwyl jonathan, met al zyn beste intenties, op weg was naar syrië, waren die schurken uit syrië zélf al onderweg naar het thuisfront. met andere woorden: zyn verplaatsing was nutteloos - of zelfs, by nog méér nader inzien, wat heette "contra-productief". immers, inderdaad: wat te doen, zo begreep hy meteen, wat te doen indien hy, binnen een paar dagen al, in syrië zou arriveren, klaar voor de eerlyke stryd, op zoek naar de boosdoeners - doch inmiddels waren die boosdoeners zélf aan het werk in belgië? in vlaanderen, in zyn eigenste kleine straat in noord-antwerpen?
    "ja, nu kan het," zei de kaalkop met de paarse neus. en trok onze held naar het midden van de kamer, de drukte in.
     "ik ga naar syrië," dacht hy nog vlug -"maar terwyl zitten de syriërs zelf al in myn huis, en onthoofden daar myn eigen vader en moeder..."
    enige mensen deden een stapje naar opzy. de kaalkop wees hem naar de vloer, hem vragende:"jy kent dit meisje, nietwaar?"
    hy kon wel sterven van het schrikken.
    hoe kon dit?
    waarom, zo dacht jonathan, waarom zat het leven op déze manier in mekaâr?
    dat meisje dat heette patricia - dat kastanjebruinharige meisje met haar grote, lieftallige, hypnotische, onvergetelyk diepzinnige twee ogen, met wie hy daarstraks nog in de foyer zat, liefdevol mekaâr ontmoetende - ja: zelfs hadden zy nog een afspraak gemaakt, zy hem immers gezegd hebbende:"kom straks weêr naar beneden!" dit ene, zelfde, prachtige jongemeisje, dat zo uniek was, lag hier nu, zo zag hy, dood op haar rug. op het rode tapyt haar twee lange, blanke handen, voor dood naast haar mooie aangezicht, haar mond star wydopen. photografen overal rond haar, en schryvers met hun notitieboekjes, en turkse agenten in hun zo typische, lichtblauwe hemden en bolstaande petjes.
    "jy ként haar, hé?" hernam de kaalkop, zeer kalm maar wel met veel nadruk.

Wordt Vervolgd