Het mooiste in Antwerpen zijn de levensverhalen van de doorwinterde Sinjoren zelf. Zo geraakte ik onlangs in gesprek met de legendarische Wiske. Er lopen in Antwerpen vele Wiskes rond, maar de meest beruchte is toch Wiske van café de Non-Stop op het de Coninckplein. Geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog, dus opgegroeid in tijden toen minder bedeelde meisjes er een zéér eigenaardige methode op nahielden om hun haartooi met pijpenkrullen te versieren: de moeder des huizes draaide repen krantenpapier in hun haar, spelde die dan vast, en goot er vervolgens, niet zonder ondertussen liedjes te zingen, twee liters bier overheen. En zo moest dit dan, met bier en alles erbij, een gehele nacht drogen. En 's morgens was het dan klaar: pijpenkrullen à la Little House On The Prairie, perfect voor de eerste en/of de plechtige heilige communie.
Wiske zelf liep minder lang school dan ze zelf had gewild; het waren haar ouders die vonden dat ze voor huiswerk geen tijd had -"Ga jij daar de vaat maar doen! Leren doe je maar op school!" Jarenlang overleefde Wiske als strijkster voor een wassalon. Haar baas stond vlak achter haar, telkens wanneer ze een foutje maakte, kreeg ze een dreun in de rug. Eerder toevallig kwam ze in de horeca terecht, en wel meteen in de hard-core horeca: Het Koetsierke, hartje Stationsbuurt. Waar je niet alleen bier leert tappen; je mag daar af en toe ook, met zéér harde hand, een paar dronkaards de straat op werken. Eens één keer viel dat in slechte aarde: iemand van die sukkels, die op straat belandde, voelde zich zo erg in zijn kont gebeten, dat hij terugkwam in een automobiel, om in het voorbijrijden met een geweer in het café naar binnen te schieten. Gelukkig raakte hij enkel de deurstijl.
Na vele jaren ploeteren voor een ander, opende Wiske haar eigen café op het de Coninckplein: café de Non-Stop. De naam zegt alles. Niet alleen werd er vierentwintig uur per dag doorgezopen, er werd ook "gevogele-pikt", er was een bingo, met carnaval werd Rio er naar de kroon gestoken. Zeer uitzonderlijk, namelijk één keer maar, sloegen ook bij Wiske zelf de stoppen door; toen sloeg ze, algeheel in een hoek gedreven door wanbetalers en dronken agressievelingen, haar éigen café kort en klein. De politie kwam langs, twee agenten - maar ook die twee agenten zette ze eigenhandig weer de straat op. Totdat ze, bloedend en wel, moest worden afgevoerd naar het ziekenhuis -"Naar overal, maar niet naar Stuyvenberg!" In Stuyvenberg was zij te goed gekend; alle uit Stuyvenberg ontsnapte alcoholiekers kwamen meteen, datzelfde halfuur nog, op de drempels van de Non-Stop terecht. In dat àndere ziekenhuis bekende Wiske pas na herhaaldelijk aandringen van de dokter:"Ja, ik ben een cafébazin… Ja, mijn klanten waren té erg, ik heb moeten vechten om te overleven." "Oké," zei de dokter. "Dan zal ik u van uw pols tot voorbij uw elleboog in het plaaster steken - kunt ge daarop uw rekeningen noteren!"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten