dinsdag 28 april 2020

lectuur 2/2

al sinds jaar en dag weet ik my geobsedeerd door op mekaâr botsende gelyke klanken binnen een woord of tussen woorden; doordat die de verstaanbaarheid zo volstrekt saboteren.
    byvoorbeeld: "stookkosten", "dom maken", "vals spelen"; of ronduit:"een nymf van nevel liep plots zomaar rond door rood droog gras..."
   vanmiddag toch weêr een reve doorblaêrend (de magistrale roman "bezorgde ouders"), dacht ik een gelykgestemde beheptheid te mogen ontwaren by de gebruiker van het woord "geluiddicht", in plaats van "geluidsdicht"; wat me eens temeer bekoorde, daar die dubbele D, zo geleek het, die S in het midden dan ook letterlyk scheen te hebben versmoord; zo "geluidsdicht", dat die S wordt verduwd.
    helaas, volgens van dale is "geluiddicht" juist de enige juiste schryfwyze; "geluidsdicht" zelfs niet eens bestaande.
    had ik wél moeten wéten ook...

Geen opmerkingen: