donderdag 24 september 2020

parlando van een chefkok





3.

Er stond een chauffeur voor me klaar. Geen enkele Rus spreekt een andere taal dan het Russisch, zelfs "yes" of "no" is daar vreemder dan Latijn, dus die chauffeur legde gewoon maar zijn twee handen op mijn schouder en zei: "Hotel!"

    Ik zei: "Dat zal dan wel, ja."

    Het cliché is de wereld; ik werd kennelijk naar een hotel overgebracht dat letterlijk heette het "Dostojevski-Hotel", op de Vladimirski Passage, vijf minuten lopen van de Nevski Prospekt. Alles marmer, alles verguld; chesterfields en diamanten kroonluchters. Ik ging naar mijn kamer en in plaats van te gaan zitten, bleef ik twee uur lang door het raam staan kijken. Naar die eigenaardige kleur in de lucht. Een heel erg indringende bedoening. Lichtgevend wit, grijs, nog meer lichtgevend wit in aparte nevels die star boven iedere straatsteen en over iedere gevel uit zweeft. Dan kreeg ik telephoon - Pascale Marijnen wachtte mij op in de lobby.

    Hij was al goed ingeburgerd; hij goot me gelijk een paar wodka's in. Misschien was het om mij te dopen. Er gebeurt in dit land niks zonder vodka, naar ik dit al spoedig te weten zou komen.

    Hij liet me de stad zien. Met de wagen. Je moet altijd met de wagen door Sint-Petersburg. Je kan het niet riskeren om iets te voet te ondernemen. Sint-Petersburg is onbevattelijk groot, de binnenstad is als Groot Antwerpen maar met de vele, starre, monotone, uit beton opgetrokken omliggende wijken erbij is het een lichtstad. De binnenstad zelf is voor mij meteen na Parijs de meest magische, toverachtige plek ter wereld. De plek is helemaal opgetrokken uit "dvors"; oneindige, cirkelvormige wallen, met om de zoveel landmijl een grote, magische poort daarin. Ga je in zo'n poort naar binnen, dan geraak je meteen in een oneindige wirwar van quasi autovrije, smalle steegjes verzeild, waar je alles tegelijk ziet gebeuren; hoeren op de vensterbanken, op de grond hier en daar een doodgevroren straatzwerver. Je loopt helemaal voort - en op den duur kom je, langs een andere poort, naar buiten gewandeld aan de compleet àndere kant van de stad. In een getraind gezelschap heb ik die magisch-realistische helletocht eens één keer ondernomen; alle andere verplaatsingen in deze stad, deed ik àltijd met een taxi, ook voor maar tweehonderd meter. Zo'n taxi kostte niks, de chauffeurs waren Kirgiezen, ze reden met krakkemikkige trabanten zonder enig merkteken, je kon niet echt zién dat het taxi's waren; maar je stak gewoon, op de hoek van de straat, je hand op, en de eerste de beste auto bleek dus een taxi.

    Te voet door Sint-Petersburg kon je niet maken. Door het geboefte, maar meer nog door de politie. Een politie tegenkomen, wilde zeggen: boete betalen. Al zeker als je een "toerist" was, een buitenlander, een rijke Europeaan - dan werd je dus simpelweg uitgeschud tot op je sokken. Dus inderdaad: zag je aan de overkant van de straat in de verte twee agenten in je richting komen, dan moest je zo snel mogelijk de Prospekt oversteken en daar, aan de overkant, zorgen dat je uit de voeten was.

    Maar de gebouwen en de sneeuw en het ijs en die kleuren in de lucht waren feeëriek. De architectuur van Sint-Petersburg zou je kunnen noemen "eclectisch classicisme". Een en al façade; àchter die façade het verval, de leegte  de armoe  maar naar buiten toe een bijna Disneyachtige verschijning; het lijkt er oud, maar het is er allemaal nieuw, welbewust door Peter De Grote opgebouwd naar Amsterdams model, met voor een groot deel kanalen als straten


WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen: