zaterdag 10 oktober 2020

chef-kok 16

16.
Dat hele verhaal over Kazan en al bullshit die daar plaatsgreep, heb ik met opzet zo kort gehouden; ik beleefde er namelijk ook zelf, toen al, op het ogenblik zelf al, geen gein meer aan. het was àltijd hetzelfde liedje, altijd en overal. Ruzies tussen belanghebbenden, overijverige souschefs, gesjoemel met de kas. Overal, altijd. Al die vele, vermoeiende jaren in die culinaire smeltketels hebben mij nooit één mooi moment opgeleverd, geen énkele positieve ervaring. Ja, natuurlijk: de tezamenwerking met sommige mensen, een zeer schaars aantal échte mensen, figuren van vlees en bloed en met een integere bedoeling, en met een beetje eerbiedwaardige vakkennis... Maar de bovenwerelden van de keuken zijn door en door rot. Er gaat té veel zwart geld heen en weer, een beetje zoals in de bouwsector, de panden worden aangekocht langs wettelijke wegen maar de inrichtingen gebeuren in het zwart, met téveel creativiteit, volstrekt zonder grenzen. Je komt terecht in het rijk van de cowboys.
     In Antwerpen heb ik een tijdlang in de Hippodroom gewerkt; de cocaïne werd daar open en bloot over de toog verhandeld. Geen haan die ernaar kraaide. Het was een circus. Zoals àl die naar omhoog gevallen eethuizen die in de jaren 90 en de jaren kort daarna in Antwerpen-Zuid als paddenstoelen uit de grond rezen. Al die managers en ondernemers stonden stijf van de coke. Ze wisten niet meer waar hun kop stond, ze sjeesden van links naar rechts als een razende machine.
     Een andere keer, kort voor ik naar Rusland was vertrokken, was ik een tijdje werkzaam als souschef in een bijzonder gerenommeerd eethuis, voor een baas die effenaf ondersteboven liep van de drugs en de alcohol. Een steengoede kok, die een fantastische brasserie uit de grond had weten te stampen; maar de waanzin en de drank en de overuren namen het totaal van hem over. Hij kickte op macht. Een hulpkok had een prachtig dessert gemaakt, de kelners kwamen het gezwind van hem overnemen, klaar om de kleinoden naar de klanten te dragen; de baas passeerde daar toevallig; hij bekeek het dessert, proefde ervan met een wijsvinger, en snauwde kort en hard: "Niet goed genoeg! Terugbrengen die rommel!" Daar kickte hij op. Vooral juist als dat dessert in waarheid juist wél zeer goed was. De werkvloer was er dan ook als een draaideur; iedereen liep er weg, het was echt rennen voor je leven. Nogal letterlijk ook. Dit volgende was een van de meest satanische dingen die ik ooit van dichtbij zag, en meemaakte (zie: de alinea meteen hieronder...)
    Zijn keuken draaide dus zeer goed, maar op den duur liep hij er zelf alleen maar in de weg. Dat begreep hij ook wel, dat voelde hij aan. En dus wreekte hij zich op een gruwelijke manier. Hij stond zelf meestal aan de vuurbekkens, meestal bij de vis, soms ook bij het vlees. De mensen die de desserts of de koude gerechten deden, hadden daar weinig te zoeken, al gebeurde het soms toch wél dat die daar haastig langskwamen, bijvoorbeeld om coquilles te bakken. Dat ging dan zeer haastig; ze kwamen een kleine laag olijfolie in de pan gieten, snelden als de duivel weer naar hun eigen tafel, om pas terug te komen wanneer de olie goed heet was. Maar: je kan nooit zién hoeveel olie er precies in zo'n pan ligt, de bodem van de pan is door die olie zelf niet te peilen. De krankzinnige, totaal gefrustreerde dronkaard die hij was, schepte er daarom plezier in om inderhaast, zonder dat iemand het zag, extra olie in die pan te gieten, bijzonder véél olie. Een minuutje later kwam die arme kok dan terug; hij nam de pan ter handen, klaar om te bakken; maar de kokend hete olie kwakte dan over zijn handen, over zijn pols, over zijn bovenarm. Dat waren eerstegraads brandwonden. Het was absoluut geen toeval, het was zeker en vast duivels opzet - het gebeurde namelijk vier keer kort na elkaar; de vierde keer overkwam het mijzélf; met de ziekenwagen naar het brandwondencentrum in Stuivenberg, kermend van pijn, je valt bijna flauw van de pijn.
    Toch is dit verhaal tegen niemand persoonlijk gericht. Het gaat er niet om, bepaalde mensen verdacht te maken of aan te vallen. Aan wie mijn relaas willen betwisten, zal ik meteen antwoorden: goed dan, ik flip, er is niks van aan! Mij goed. Alleen maar probeer ik te schetsen hoe ontiegelijk vér dit sarcastische dierencircus helemaal reikt. Wat voor een jungle, wat voor een inferno.

Wordt Vervolgd, Maar Nadert Zijn Einde

Geen opmerkingen: