zondag 11 oktober 2020

chefkok 16 - slot

16.
De laatste korte wandeling. Na die onwezenlijke wederwaardigheden in Rusland, kon ik in België eigenlijk niets meer meemaken. De corruptie, de volstrekte wetteloosheid van de Russische jungle is zo verpletterend, zo ontredderend, dat Vlaanderen daarna overkomt als een soort van eeuwigdurend Bobbejaanland; klein, futiel, verwend.
    Ik kwam terecht in een bijzonder tof eethuis genaamd de Vieux Depot in Brasschaat. De baas had er een subliem interieur doorgevoerd, een exacte, maar dan ook werkelijk op de millimeter zo nauwkeurige kopie van een gangbare Parijse brasserie; houten lambriseringen, veel spiegels, geweldige art deco-lampen; emblemen op alle borden, een fijne lift om het eten te transporteren. In het dak waren er grote gaten aangebracht, om daar een stel volmaakte klassieke koepels te installeren. Kortom: je wandelde daar in Parijs anno 1906 naar binnen. Dat gaf een fijn gevoel, dat prikkelde mijn verbeelding.
    Er ontstond in mij de ambitie om er een niet-elitaire brasserie van te maken, lichtjes naar de richtlijnen van de Amerikaanse chef-kok Thomas Keller, die daar een zeer intelligent boek over schreef: de toegankelijke brasserie. Ik wilde elementair goed eten maken voor normale, menselijke burgers; een serieuze burgerkeuken; stoofvlees, maar dan uitstekend stoofvlees; kroketten zonder chichi of kinderachtige poespas, gewoon goede kroketten en basta. En snelle bediening bovendien.
    Geen wonder dat dit meteen een schot in de roos was. Daar in dat statige herenhuis in het hartje van Brasschaat, met aan de voorkant de belangrijkste Brasschaatse winkelstraat, aan de achterkant het oneindige groene wandelpark. Al die zogenaamde zakenlieden in hun strak gestreken kostuums of hun duurbetaalde polo's van Hilfiger zijn in hun hart niet meer dan een eenvoudig stel boeren, blij dat ze voor de afwisseling eens iets kunnen eten dat écht is, tastbaar, voedingsrijk, integer; gebakken lucht is er in hun universum sowieso al meer dan genoeg, daar hebben ze geen kok voor nodig.
    Gault&Millau, de enige volwaardige concurrent van de Michelingids, kwam de boel algauw beoordelen; we kregen een 14 op 20, goed voor een onderscheiding.
    De zaken draaiden dus op volle toeren, nog maar eens. Toch wel. In de boekhouding zag ik dingen verdwijnen, maar niet méér dan gebruikelijk. Maar op een dag deed zich daar toch weer iets vreemds voor. Er werd vlees voor steaks aangedragen, een goeie tien kilo, die voor mij op tafel kwam te liggen. Steakvlees moet donkerrood zijn - dit vlees daarentegen, oogde zo roos als kalfsvlees. Een definitie van hormonenvlees. Met alle Chinezen!
    Een normaal mens zou de zaken nog wat hebben aangezien, maar voor mij hoefde die hele vertoning niet. Ik hoefde geen maanden meer af te wachten, gewoon maar om te zien hoe het zou verlopen. Op den duur heb je wél een glazen bol. Naar goeie oude traditie stond de souschef ook weer net iets té hard te popelen om mijn plaats over te nemen. Dus gewoon diezelfde dag nog heb ik mijn schort aan de dampkap gehangen, en ben ik er vandoor gewandeld.
    Kort daarna heb ik nog les gegeven ook, avondlessen in de keukens van een atheneum. Dit paste natuurlijk als een tang op een varken, dat lesgeven was in orde maar zie je mij al functioneren in een leraarskamer? Zie je mij al op bezoek gaan bij een ondermeester in de pedagogie? Een klucht, dit bestaat niet.
     In Antwerpen vond ik het ook absoluut niet meer leuk. Ik had àlles gehad, ik had àlles gezien, lang geleden al.
     Wél kwam ik, in 2008, een superwijf tegen, een lerares op de lagere school, een vriendin van een goeie vriend; tezamen met haar ben ik vijf jaar terug aan de oevers van de Maas in de Ardennen gaan wonen. Ik restaureer schilderijen en ik ben ook vaak bezig met verbouwingen aan mijn eigen panden. Zolang de kunstenaars nu maar uit mijn buurt blijven, gaat alles naar behoren. Koken doe ik alleen nog voor vrienden, en ook niet te vaak.
    That's all folks. Merci om dit allemaal te hebben gelezen.


EINDE



    

Geen opmerkingen: