zondag 11 oktober 2020

gast-auteur

HET GEVAAR LOERT IN MOMBASA

van onze correspondent in de jungle robertus baeken

Geïnspireerd door een beroemd ontdekkingsreiziger besluit onze held een in Afrika vermiste landgenote op te sporen. In Mombasa komt hij in contact met de Swahilisprekende Duvel die hem met zijn veertigkoppige expeditie zal vergezellen door de jungle. Onderweg slaan de dragers aan het muiten en tot overmaat van ramp worden hij en Duvel door kannibalen gevangen genomen. In hun dorp aangekomen, blijkt de verdwenen landgenote daar aan het hoofd te staan.

aflevering 35


Dag 19:


De nul van een lege pagina. Precies zoals volgens al het voorgaande de som van één plus één één blijft, verandert er evenmin iets aan nul plus nul. Nul wil zeggen: leeg.      


Dag 20: 


Een schriftsteller van wie, naar we bijna met zekerheid vermoeden, de hals is afgesneden, kan niet meer vertellen wat hem die dag is overkomen. Vandaar ook hier de lege pagina verder. Wat weer eens bewijst dat, hoe je de cijfers ook draait of keert, nul plus nul, inderdaad nul blijft.


Epiloog



Mombasa, 12 September 1926:


Bobo Nkatunjiki verklaarde in een interview, verschenen in een lokaal Swahilidagblad, een week nadat hij als enige overlevende van de expeditie naar de Kilimanjaro was teruggekeerd, dat hij van Duvel nog twintig shilling moest. ‘Tien heen en tien terug!’ Waarschijnlijk wou Bobo graag gauw weer op zijn gewicht komen. Zijn schaamlapjes zakten voortdurend af. Niet één Mombasanaar herkende hem nog. 

   In de marge, dus zonder dat het door de vragensteller werd opgenomen, zei deze laatste dat hij alleen recht had op de tien shilling ‘heen’.

   ‘Ik stuur een advocaat op ‘m af!’ schreeuwde Bobo in het Swahili.

   ‘En waarheen zou je die advocaat dan sturen?’

   Na de tweede vraag, gevolgd door een lange stilte die de schijn gaf dat Bobo nog bij het probleem van de eerste vraag zat, namelijk dat er een grote kans bestond dat Duvel niet heelhuids in Mombasa zou aankomen, verklaarde hij dat de verder anonieme leider van de karavaan zichzelf steeds ‘Ikk’ noemde, wat hij zeer vreemd vond, daar deze naam al die tijd door Duvel werd tegengesproken. Door hem werd hij voortdurend ‘Ggij’ genoemd. Die zeldzame keren dat Duvel goed gemutst was, hoorde Bobo hem ook wel eens ‘Jjij’ tegen ‘Ikk’ zeggen.


Nog diezelfde dag had de interviewer van het krantje zich naar de prachtige villa bij het strand van functionaris Van Kuyck begeven met de vraag of hij misschien wist welke blanke zich zowat drie weken tevoren met een karavaan van veertig leden naar het gevaarlijke binnenland had begeven. Jawel, Van Kuyck herinnerde zich die man nog heel precies. Hij meldde dat het zowel om een gewezen boekhouder als ex-landgenoot ging. Hij had diens naam ergens op een los briefje. ‘Kkk…’

    ‘Ach nee! Ook zijn naam begon, zoals de mijne, met ‘Van’. Dus: Van Kkk… Van Kkk… Het spijt me,’ zo zou hij zich daarna in het Swahili hebben onderbroken. ‘De hoofdveger heeft het briefje vast hier of daar onder een tapijt geveegd. Naast de klinker ‘eu’ kwam er zeker weten ook een ‘l’ in voor.’ Hij riep de vierde boy om de hoofdveger erbij te halen. Maar de vierde, een schoenpoetser, kwam met lege handen terug.

   ‘Nergens te vinden baas! Vreemd, want zojuist stond hij nog hier met zijn lange witte tanden achter het hoekje in de deuropening te grijnzen.’ Geschrokken mompelde Van Kuyck zoiets als: ‘Zou hij dan toch een Mau zijn? Of misschien een Luipaardman, maar dan incognito? Ik heb nooit veel hoogte van hem gekregen…’

 

WORDT VERVOLGD



Geen opmerkingen: