zaterdag 3 oktober 2020


HET GEVAAR LOERT IN MOMBASA

van onze correspondent in de jungle robertus baeken


wat voorafging: Geïnspireerd door een beroemd ontdekkingsreiziger besluit onze held een in Afrika vermiste landgenote op te sporen. In Mombasa komt hij in contact met de Swahilisprekende Duvel, die hem, met zijn veertigkoppige expeditie, zal vergezellen door de jungle.



aflevering 28

Dag 17:    


Ik weet niet wie van ons beiden eerst ontboden werd. In elk geval stond ik pas de tweede avond aan haar deur, dit om een soort van mondeling examen af te leggen, zo kwam me achteraf voor. Maar laat me bij de entree beginnen.

   Clara zat in een enorme rieten troon, opgevuld door kleurloze kussens, gemaakt van leeuwenhuiden, wat nog eens mijn vermoeden bevestigde dat de luipaarden door de grote vraag, als gevolg van de nakende politieke omwentelingen, op waren. Achter haar vier boys die haar met mijn opengevouwen pauwenveren voortdurend koelte toewuifden. Twee andere boys stonden  aan een rieten tafeltje in haar nabijheid, druk doende om een cocktail met rum voor ons samen te stellen. Ik zeg ‘ons’ omdat ik er naast één beker nog één herkende, van het type dat door mij onlangs als geschenk werd aangeboden. Waar ik meende, - precies zoals bij de adjunct van de Keniaanse gouverneur Van Kkk… Kkk… - Van Kuyck! - ook nog een schoenen poetsende boy aan haar voeten te zullen aantreffen, werd ik jammer genoeg in mijn verwachtingen bedrogen. Wat wil je? Clara was blootvoets. Wat natuurlijk niet wegneemt dat zij wel over mijn door modder besmeurde laarzen had kunnen inzitten. Tja, een vergetelheidje hier en daar kan natuurlijk de beste overkomen…

   

Aan haar trotse houding te oordelen was Clara van dit hele taboe verklaarde Sukkeluuland meer dan het opperhoofd, meer dan de keizerin. Gezien de grote schare zich met hun neus diep in het stof drukkende Sukkeluu’s rond haar paleishut, werd zij, naar ik me kon voorstellen, precies zoals het Gouden Kalf met blauwe ogen en blonde lokken uit de oudheid, door jong en ook ‘n beetje ouder als een godin aanbeden. Met de nodige egards vroeg ik haar me dit eens uit te leggen.

   Nu bleef Clara lange tijd aan het woord. Toen zij hier in haar eentje aankwam, - in de steek gelaten door haar muitende dragers bij de snelstromende rivier, om daarna door een bende Sukkeluu’s gevangen genomen te worden, - gebeurde er iets merkwaardigs. Kwam het door een onvoorziene maansverduistering? Of had zij door haar aanwezigheid een voor de Sukkeluu’s onbekend griepvirus verspreid? Nog diezelfde nacht hadden zowel het opperhoofd, als de oppertovenaar en de ganse raad van ouderlingen, de geest gegeven. De volgende dag zweette niet enkel de tweede tovenaar zich dood, maar ook de derde en bovendien alle grijsaards die van heinde en verre met krukken of zonder tanden rondliepen. Opdat de nieuwkomer de rest van het dorp zou sparen, werden de rollen plotseling omgekeerd. Alle inwoners wierpen zich voor haar smekend op knieën, en zo werd zij de grote baas. Wellicht omdat deze vorm van samenleving na een tijdje aardig scheen te lukken, hadden de overlevenden algauw een ellenlange lijst samengesteld om nog andere gunsten van haar af te smeken. Zo wilden zij dat het in ’t droge seizoen af en toe eens hard regende. Clara gaf toe tot dan reeds in alle opzichten veel geluk te hebben gehad. Zij leidde een prinsessenleventje. Volgens mij kon zij zich zelfs nog meer van die met pauwenveren zwaaiende boys veroorloven. Slechts één minpunt: de Sukkeluu’s lieten zich door haar nog liever dood folteren dan aan rassenvermenging te doen.

WORDT VERVOLGD





Geen opmerkingen: