zaterdag 25 september 2021

leestekens

III.2. puntkomma versus haakjes



in deze onderstaande voorbeeldzin, beste lezers, hebben we behalve het eindpunt in principe geen enkel ander leesteken nodig;

"ik kan het wel maar ik wil het niet."

alleen heeft op die manier het eerste zinsdeel maar weinig kans om werkelyk te resoneren. het eerste zinsdeel wordt kennelyk alléén maar opgeroepen om te worden tegengesproken. het eerste zinsdeel krygt meer eigen ruimte, en de weêrlegging daarvan dan ook meer fors, als je daar middenin een gedachtestreepje plaatst;

"ik kan het wel - maar ik wil het niet."

dat is goed; alleen staat op die manier het woordje "maar" daar nogal ongelukkig; het schynt er deel uit te maken van het tweede zinsdeel, terwyl het éigenlyk exact tussen deel één en deel twee in moet staan. weinig auteurs doen my hierin achterna, maar zelf zou ik daarom achter die "maar" een dubbele punt durven te zetten; daardoor komt die "maar" namelyk in een eigen, middelste niemandsland terecht;

"ik kan het wel - maar: ik wil het niet."

om datzelfde, emanciperende motief zet ik soms ook, vlak voordat zo'n "maar" plaatsgrypt, in plaats van een gedachtenstreep, een puntkomma op het veld. edoch: in de zin die we nu aan het bekyken zyn, zou dat nogal grys ogen;

"ik kan het wel; maar: ik wil het niet."

hoe lelyk... die zin is veel te kort voor zoveel bespiegelende signalen, die bovendien erg op elkaâr lyken ook. in een meer mymerende volzin echter, staat zo'n afrondende puntkomma wél mooi op zyn plaats:

"normaal gezien, houd ik dat soort van bekentenissen liefst voor myzelf; maar soms zyn de tyden speciaal, en ziet alles er anders uit."

het eerste en het tweede zinsdeel hebben beide een komma in zich (een eerste keer na "gezien" en voor "houd", namelyk om twee persoonsvormen uit mekaâr te houden; en nog een tweede keer na "speciaal", terwille van een zekere pauze van bedachtzaamheid, na het mymerende axioma "soms zyn de tyden speciaal"; om de komma's van beide zinsdelen te overstygen, en om vervolgens, vanuit die overstyging, de twee verkommade zinnen met mekaâr te verbinden, is de puntkomma perfect. deze zin is, als het ware, van een klassieke gulden snede; je gaat langs de eerste komma het trapje op, by de puntkomma kom je, in het midden, aan de top, en langs de tweede komma ga je het trapje weêr af. een spiegeling - maar toch met een natuurlyke, niet-wiskundig-aandoende ademhaling.
    natuurlyk zou je ook hier met de gedachtestreep en de dubbele punt kunnen werken;

"normaal gezien, houd ik dat soort van bekentenissen liefst voor myzelf - maar: soms zyn de tyden speciaal, en ziet alles er anders uit."

het effect van die leestekens is hier evenwel een weinig té dynamisch; een mymering als deze moet ook iets landerigs, iets traags in zich herbergen; dus is de vorige oplossing, met de meer slepende puntkomma, beter.

we leren hieruit, opnieuw, dat de puntkomma boven de komma staat; maar bovendien dat de puntkomma wel iets làger staat aangeschreven dan de gedachtenstreep, namelyk omdat haar effect toch minder drastisch is dan de gedachtenstreep.

Geen opmerkingen: