donderdag 28 juli 2011

parlando van een meesterkok - overleven in oostende


Het liefst van alles was ik meteen uit gans Oostende weggevlucht. Een mens werd hier suïcidaal. Die VDAB-cursus duurde in zijn geheel echter mooi negen maanden, dus ver kon ik niet springen. Maar ik was hier een vreemdeling in eigen land.  Al had ik maar weinig tijd om deze kleine, bekrompen, tochtige wanstad te verkennen. Ik werkte zes dagen per week, alleen 's zondags had ik vrijaf. Dan sliep ik uit tot een uur of twaalf 's middags. En veel kon ik daarna niet doen. Ik was bekaf, hooguit kon ik proberen wat te recupereren, vermits de aanstaande maandag me reeds opwachtte; dan moest ik er weer staan.
    Als ik in Oostende toch op café ging, dan draaide dat steevast uit op een droefenis. Een kerkhof aan de kust. Meestal vertoefde ik in het café genaamd Het Manuscript in de Langestraat. Ik dat café hing nog een béétje een rock&rollsfeer. Maar het duurde een eeuwigheid voor je er met iemand aan de praat geraakte. Vooral als ze vernamen dat je uit Antwerpen kwam, kon je het vergeten bij deze zogenaamde Schollen. Ze waren een en al achterdocht.
    Ook kwam ik wel eens in de Javanet, waar Arno soms present tekende, en anders in Cafe Lautrec. Normaal kom je overal wel iémand tegen, als je op stap stap gaat, maar in het marginale, kleinburgelijke Oostende dus niét. Ja, in een van die kroegen liep ik de regisseur Gie Lee Thijs soms tegen het lijf. De enige echte mens die ik daar ooit tegenkwam.
    In plaats van de kroegen af te schuimen, hield ik me dan maar bezig met het beproeven van de culinaire aanbiedingen in de omgeving. Zo vernam ik bijvoorbeeld aanhoudende dat in Hotel Du Parc de beste garnaalkroketten van West-Vlaanderen werden geserveerd; dat soort geruchten ging ik dan checken. Overigens klopte dat niet, ik kreeg die brol daar zelfs niet door mijn keel. Vreemd hoe sommige mythes ontstaan en dan hardnekkig blijven voortbestaan. Al het cliënteel maar ja blijven knikken, ze nemen de tijd niet om écht te proeven wat ze krijgen... Zo was er ook, op het uiteinde van de Langestraat, een vismijn, waar een mythisch figuur werkte, ik ben zijn naam kwijt, iemand naar men beweerde de beste tong ter wereld opdiende. Dat ging ik eveneens nakijken, opnieuw een grove leugen, ook die tong leek nergens naar.
    Al moet ik zeggen dat ik in Oostende wel degelijk veel heb bijgeleerd over vis. De beste grijze garnalen komen van Nieuwpoort. Omdat in Nieuwpoort de garnalen meteen, nog op de boot zelf worden afgekookt; nog op de boot zelf worden ze in een geniale bouillon ondergedompeld, eens ze aan land komen zijn ze een regelrechte maritieme drug om van te kwijlen.

Geen opmerkingen: