maandag 5 april 2021

GAST-AUTEUR


HEKSENJACHT

door onze correspondent robertus baeken, vanuit de korenvelden van salem...


Achtenveertig

   

Dat pekineesje aan de leiband bleek een kwaaie bijter. Ineens schoot dat beestje grommend naar voor en had hij met één luide knap de boordomslag van mijn pantalon beet. Hoe ongevaarlijk ook, ik kon hem niet laten begaan. Zoals hij aan één stuk door verwoed grommend van leer trok, zou hij mijn elegant passende Zorro-broek in een mum van tijd tot een gescheurde lap stof reduceren. Dus gaf ik hem een ferme tik.

   ‘Oei!’ hoorde ik de bioloog terwijl ik al een tweede tik uitdeelde. ‘Och arme, je moet dat besje niet zo slaan!’ De man had gelijk. Beter had ik mijn hand thuisgehouden, want na de derde tik liet dat kwaaie besje wel onmiddellijk mijn broek los; maar dit keer enkel om zijn vlijmscherpe tandjes diep in mijn vlakke hand te zetten. Met een kreet van pijn sprong ik op.

   ‘Oei!’ reageerde het bioloogje alweer, dit keer bij het zien van een straal bloed nog heftiger geschrokken. ‘Kom jij toch maar eventjes met me naar binnen! Zal ik die keep met een afdoend middel ontsmetten!’

   ‘En wij?’ vroeg Lucretia, terwijl zij en Sneeuwwit ter plaatse bleven.

   De bioloog draalde, of hij zich afvroeg van wie het verzoek kwam om de meisjes niet alleen in het donker te laten. Met zijn gretige blik naar de mooiste van het hele land, fluisterde hij bangetjes hem dan maar te volgen.

   Het pekineesje had zijn bekomst gehad, zodat we in de gelegenheid waren om weer te praten. ‘Ik herhaal: jullie zijn erg schoon volk!’ bazelde het bioloogje op weg naar de geopende voordeur. ‘En die mannen daarbinnen mogen dan wel stinkend rijk zijn. De meesten zijn oud en lelijk!’

   Door op zulke, wat geslepen wijze voor te geven dat hij nog de minst lelijke van het hele gezelschap was, had ik de indruk dat hij voor zichzelf en Sneeuwwit het pad wilde effenen.

   Lucretia begreep het anders. ‘Geld maakt veel goed,’ hoorde ik haar met gespannen zucht.

    De professor biologie leek niet van plan ons direct met zijn gezelschap van lelijke gefortuneerden te laten kennismaken. Alsof hij de mooiste van het hele land enkel voor zichzelf wilde reserveren, leidde hij ons via de ruime inkomhal naar een verlaten wijnkelder waar, behalve de kolossale verzameling van stoffige flessen in de schabben langs drie wanden en de centrale verwarmingsketel in het midden, zich tegen de enige, nog vrije muur ook de water- gas- en elektriciteitsmeter bevonden. Onder een straffe gloeilamp bekeek het bioloogje voor de tweede keer mijn kwetsuur. ‘Hou je eventjes koest. Ik haal meteen het nodige!’


WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen: